is een voorstad van Gent in Oostvlaanderen, aan de Schelde gelegen op vlakke leem- en zandbodem (776 ha). De bevolking houdt zich bezig met landen tuinbouw, vooral bloementeelt; lederen chemische industrie, papiernijverheid; er is een centraal werkhuis van de staatsspoorwegen.
Inw. (1948): 17883. De voormalige heerlijkheid Gentbrugge lag in het Land van Aalst. Het patronaat van de parochie behoorde aan de abt van St-Baafs te Gent. Het klooster van de Rijke Klaren werd vernield tijdens de godsdiensttroebelen (1578).
In 1816 was de gemeente nog een landbouwdorp met 908 inw. Het ontwikkelde zich parallel met de grootindustrie van Gent. Er zijn verschillende kastelen.Lit.: F. de Potter en J. Broeckaert, G. (Gent 1866).
