noemt men de epische gedichten der middeleeuwse letterkunde, die de lotgevallen van vorsten en helden behandelen, die tot het Frankische rijk der Merovingen en Karolingen behoorden. Zij zijn grotendeels vertalingen van Franse voorbeelden (z chanson de geste).
Het karakter dezer ridderromans is, vooral in vergelijking met de Keltische romans, fors en zelfs ruw; de helden zijn mannen van de daad met ongebreidelde hartstochten; zo bijv. Renout van Montalbaen wegens de wreedheid van zijn wraaknemingen, zijn onmatigheid in het drinken, zijn onverzoenlijke haat tegen zijn heer Karel de Grote. De psychologie der hoofdpersonen is nog weinig ontwikkeld, de vrouw speelt er geen noemenswaardige rol in. Langzamerhand hebben epische stoffen zich, met miskenning van de historische waarheid, om Karel als middelpunt gegroepeerd; hij wordt het hoofd van een schaar helden (ten slotte 12 in getal: Paladijnen), die op avontuur uittrekken, of overwinningen bevechten tegen de Muzelmannen in het Z., de Friezen en Saksen in het N. Het beroemdste gedicht van deze romangroep is het Roelandslied, waarvan in het eind der 12 de eeuw een gebrekkige Middelnederlandse vertaling verscheen. Het verzet van de leenmannen tegen de leenheer vormt het geliefde motief van verschillende romans, zoals de Ogier, de cyclus van Willem van Oringen, de Renout van Montelbaen en het geweldige gedicht der Lorreinen, dat in het Franse origineel van de 12de eeuw omstreeks honderdduizend verzen geteld zal hebben. Kleinere werken zijn de Flovent (jongere taalvorm van Chlodwig), alleen in fragmenten bewaard, de Aiol, Lohier ende Malart en de door G. Kalff (Middelnederlandse epische fragmenten, 1886) uitgegeven fragmenten van Geraert van Viane, Aubri de Borgengoen, Gwidekijn van Sassen en Jan van Laeviden. Verscheiden romans zullen ook geheel verloren zijn gegaan, o.a. Fierabras van Alisander, Isenbaert en Karel ende Galie. Bijzondere vermelding verdient de Karel ende Elegast, niet alleen omdat het het enig volledig bewaarde gedicht is, maar ook omdat het uitstekend is verteld en wellicht, aangezien er geen Frans origineel van bekend is, een oorspronkelijk werk is. Men vindt hierin gecombineerd de beide geliefde motieven: trouw en ontrouw aan de leenheer. In zijn beknoptheid heeft dit verhaal eer het karakter ener novelle en wordt daarom ook wel als een der oudste beschouwd. Tot de nabloei van de Frankische romans rekent men Baerte metten breden voeten, Valentijn ende Nameloes, Maleghijs en de Borchgrave van Coetchy.