Nederlands wijsgeer (Franeker 27 Dec. 1721 - ’s-Gravenhage 7 Juli 1790), zoon van Tiberius H., studeerde te Leiden, werd commies bij de Raad van State (1755), was bevriend eerst in Den Haag, later te Munster (1779) met Prinses Amalia von Gallitzin, door wie hij Goethe, Herder, Hamann, Mendelssohn en Jacobi leerde kennen. Hij zelf sluit zich aan bij Socrates en diens nadruk op de zelfkennis, bij Plato, wiens dialoogvorm hij vaak navolgt, bij Locke’s sensualisme en bij Shaftesbury.
Hemsterhuis bestreed het materialisme; inzake ziel en lichaam leerde hij een dualisme. Door zijn leer van een „organe morale” en door het op de voorgrond stellen van de betekenis van het gevoelsleven, was hij reeds in reactie tegen de Verlichting. Als zodanig heeft hij — minder dan in Nederland — in Duitsland invloed uitgeoefend, nl. op de Sturm und Drang-periode en op classici zowel als op romantici. Herder prees hem zeer; Goethe formuleerde aesthetische stellingen, polemiserende met Hemsterhuis.j. j. POORTMAN
BibL: Lettre sur les désirs (1770) ; Lettre sur l’homme et ses rapports (1772); Sophyle ou de la philosophie (1778); Aristée ou de la Divinité (1779) ; Alexis ou de l’âge d’or (1787) ; Simon ou des facultés de l’âme (1790); Lettre de Dioclès à Diotime sur l’athéisme (1787) ; Œuvres philosophiques (1792 enz., 1846-1850, uitg. L. S. P. Meyboom); Philos. Schriften 1783-1792 (1912); De levende gedachten van F.
H., bew. J. D. Bierens de Haan (1941).
Lit.: E. Grucker, F. H., sa vie et ses œuvres (1866) ; S. A. J. de Ruever Groneman, F. H. (1867) ; F.
Bulle, F. H. und der deutsche Irrationalismus des 18-Jahrh. (1911); Em. Boulan, F. H., le Socrate hollandais (1924); L. Brummel, F. H., een philosofenleven (1925); J.
Poritzky, H., seine Philosophie (1926); J. Romein, F. H., in: Erflaters van onze beschaving III (1938).