Zuidafrikaans staatsman (Swellendam 5 Oct. 1844 - 26 Mrt 1934), was Staatspresident van de Oranje* Vrijstaat en later Staatssecretaris van de Zuidafrikaanse Republiek. Hij stamt uit een Oostpommerse familie, die zich in 1746 in Nederland vestigde en van daaruit in 1795 zich in de Kaap neerzette.
Hij studeerde rechten in Engeland en werd in 1874 door president Brand* benoemd tot voorzitter van het Appèlhof in Bloemfontein. Van 1876 tot 1888 was hij hoofdrechter van de Oranje Vrijstaat. Na het overlijden van Brand werd hij tot Staatspresident verkozen en in 1894 herkozen. Hij was, in tegenstelling tot Brand, een voorstander van de Afrikaander* Bond en bewerkte een nauw samengaan van de Oranje Vrijstaat met Transvaal door de drie verdragen van 9, 10 en 17 Mrt 1889 te Potchefstroom. In 1895 trad hij om gezondheidsredenen af en ging naar Europa. Later vestigde hij zich in Pretoria aan de balie, maar werd reeds in 1898 als opvolger van W.
J. Leyds* tot staatssecretaris van de Zuidafrikaanse Republiek benoemd.Met J. C. Smuts* schreef hij Een Eeuw van Onrecht en het ultimatum aan Groot-Brittannië van 1899 is ook van zijn hand. Hij was mede-ondertekenaar van het verdrag van Vereniging* in 1902, maar weigerde de eed van trouw aan Brittannië en verliet het land. Na een verblijf in Nederland en Amerika keerde hij terug in 1907, toen Transvaal zelfbestuur kreeg. Hij werd Senator en, na het tot stand komen van de Unie van Zuid-Afrika, in 1910 eerste president van de Senaat.
Dit bleef hij tot 1920, toen hij zich uit het openbare leven terugtrok. Reitz was een groot strijder voor de erkenning van Afrikaans als een taal. Hij was zeer geliefd als volksdichter (Zestig uitgesogte Afrikaanse Gedigte e.a.), schreef een leven van president Steyn (1902) en, samen met J. H. Hofmeyr, een biografie van J. H.
Hofmeyr Sr (Onze Jan). Hij werkte mee aan Di Patriot, Ons Klyntji en Ons Taal. Het dorp Reitz in de Oranje Vrijstaat is naar hem genoemd.
PROF. DR M. BOKHORST