Sir, Engels ontdekkingsreiziger (Birmingham 16 Febr. 1822 - Londen 17 Jan. 1911), maakte in 1846 een reis naar Egypte en Syrië en in 1850 met K.J. Andersson naar Z.W.Afrika.
Zijn ontdekkingen beperken zich tot Damara-, Ovambo- en Nama-land; hij kreeg in Engeland echter grote naam als geograaf en speelde verder een belangrijke rol in de Royal Geographical Society. Hij wijdde zich aan verschillende wetenschappen, voornamelijk aan de meteorologie en anthropologie en was de eerste, die van het begrip anticycloon een duidelijke voorstelling had. Hij deed onderzoekingen over erfelijkheid en variabiliteit. De hypothesen van Darwin heeft hij ernstig becritiseerd.
Galton is de eerste geweest, die zich heeft beziggehouden met de vraag, of het menselijke ras door teeltkeuze in lichamelijk en geestelijk opzicht te verbeteren zou zijn. Hij wordt daarom terecht als de grondlegger der moderne eugenetica beschouwd. Hij is eveneens de grondlegger van de dactyloscopie waarvoor hij een stelsel heeft aangegeven.Bibl.: Tropical South Africa (1853); The Art of Travel (1855, enige malen herdrukt); Meteorographica or methods of mapping the weather (1863); English men of Science (1874); A theory of heredity (1875); Natural inheritance (1889); Fingerprints (1893); Fingerprint directories (1895); Eugenics, its definition, scope and aims (1905); Memories of my Life (1908).
Lit.: K. Pearson, The Life, Letters and Labours of Fr. G., 2 dln (Cambridge i9i4-24), 2de dr. 4 dln (1948).