Nederlands schilder (Amsterdam ca 1591 - ’s-Gravenhage i8 Nov. 1630), zoon van de Antwerpse schilder Anthony van de Velde, een oudere broeder van Jan van de Velde (1) hieronder vermeld, was waarschijnlijk een leerling van de te Amsterdam werkende Zuidnederlandse landschap- en figuurschilders Gillis van Conincxloo of van David Vinckboons. Sedert 1610 woonde hij in Haarlem, in 1618 vestigde hij zich in Den Haag, waar hij o.a. voor de prinsen Maurits en Frederik Hendrik werkte.
Hij was een belangrijk landschapschilder, die een natuurlijke weergave van de diepte nastreefde en die een van de eersten was, met oog voor Hollands lage horizonlijn. Elegante figuren vervullen in zijn landschappen de functie van repoussoir. Hij stoffeerde ook landschappen van anderen, bijv. van Barth. van der Bassen. Soms valt in zijn werken het accent meer op de figuur, soms op het landschap. Hoewel hij met atmosferische effecten begon, ging hij hiermee lang niet zo ver als zijn leerlingen Jan van Goyen, Pieter de Neyn en Jan Asselijn. Hij etste ook. Werken van zijn hand vindt men o.a. in de musea te Amsterdam en ’s-Gravenhage.Lit.: R. Grosse, Die holl. Landschapskunst (1925); K. Zoege van Manteuffel, Die Künstlerfam. Van de Velde (Bielefeld 1927).