barones, Oostenrijks romanschrijfster (Wenen 10 Jan. 1871), werd door de Engelse zusters in het klooster St Pölten opgevoed en leefde later als schrijfster in Linz en Wenen. Zij verdiepte zich in historische studiën en behandelt, van haar standpunt als overtuigd Katholiek uit, bij voorkeur godsdienstige conflicten uit de 17de en 18de eeuw.
Vooral in haar romans toont zij zich een der beste Katholieke schrijfsters van de tegenwoordige tijd.Bibl.: Drama’s: Der letzte Wille des Herrn Egler (1892); Geistige Werdejahre (2 dln, 1911/1912). Romans: Meinrad Helmpergers denkwürdiges Jahr (1900); Jesse und Maria (1906); Die arme Margaret (1910); Stephana Schwertner (1912/1914); Brüderlein und Schwesterlein (1913); Ilko Smutniak (1917); Der deutsche Held (1920); Ritas Vermächtnis (1922); Das Rosenwunder (1924); de romantrilogie Frau Maria, bestaande uit: Das Spiel von den zehn Jungfrauen (1929), Das Reformationsfest (1930) en Die Hochzeit von Quedlinburg (1931). Voorts de romans Die Waxenbergerin (1934) en Graf Reichard (1938); Des braven Fiakers Osterfreude (novelle, 1893); Deutsches Recht und andere Gedichte (1908); Acht geistliche Lieder (1909); Napoleon II und andere Dichtungen (1912); Ritas Briefe (5 dln, 1915/1921).
Lit.: E. Korrodi, E. v. H.-M. (1909); H. Brecka, Die H. M. (1923); J. M.
Fischer, H. M. (1912); P. Siebertz, H. M.s Persönlichkeit, Werk und Bedeutung (1931); Festschr. z. 75. Geburtstag H.-M.s (1945); A. Hamman, The concept of tolerance in the novels of H.
M., diss. Atchinson (1946).
