Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 23-01-2023

DISPENSATIE (R.K. kerkelijk recht)

betekenis & definitie

is de opheffing van een kerkelijke wetsbepaling in een bijzonder geval.

De paus kan dispenseren in alle algemene of bijzondere kerkelijke wetten, niet echter in de natuurwet of in de positieve goddelijke wetten, tenzij „potestate vicaria”, in naam van God, in enkele gevallen, waarbij de verplichting voortkomt uit de menselijke wil (gelofte, eed, niet voltooid huwelijk). In alle andere gevallen kan hij het goddelijk recht slechts verklaren en interpreteren.

De bisschoppen kunnen slechts dispenseren in de algemene kerkelijke wetten en de wetten door de paus voor hun diocees gegeven als deze macht aan hen persoonlijk (bijv. de facultates quinquennales) of door het recht zelf, expliciet of impliciet (bijv. can. 81) is verleend. In de wetten van een provinciaal of algemeen concilie kunnen zij dispenseren, maar alleen om een wettige reden en in particuliere gevallen. In de wetten van hun eigen diocees kunnen ze te allen tijde dispenseren, ook door een algemene dispensatie voor heel hun diocees.

De pastoors en die met hen gelijk staan, zoals de vicarii oeconomi, kunnen noch in de algemene noch in de particuliere wetten dispenseren, tenzij dit uitdrukkelijk aan hen wordt toegestaan (zo bijv. can. 1044 §1 en 1045 §3: dispensatie van huwelijksbeletselen in dringende gevallen; can. 1245 § 1: dispensatie in de vasten- en onthoudingswet en de Zondagsviering). Ook aan biechtvaders en aan een gewone priester is door het recht zelf in dringende gevallen dispensatie-volmacht gegeven (can. 990 §2; cc. 1044 et 1045 § 3; can. 2254 §3).

P. H. L. VAN DER LAAN

Lit.: cc. 80-86 C.I.C.; Cicognani-Staffa, Commentarium ad Librum I C.I.C., vol. II (Romae 1942, m. uitv. lit.opg.); Cocchi, Commentarium in C.I.C., vol. I (Taurin. 1931); Coronata, Institutiones Iuris Canonici (Taur.-Romae 1939), vol. I; Chelodi-Ciprotti, Ius Canonicum de Personis (Vicenza 1942); Sipos, Enchiridion I.C. (Pécs 1936); v. Groessen, Het Kerkelijk Recht (Roermond 1947).

< >