(1, geneeskunde) is af-schilfering van de opperste verhoornde cellagen van de huid, die hetzij als zeer kleine schilfers of als kleinere of grotere lappen afgestoten worden. Onder normale omstandigheden heeft er voortdurend een in de regel onzichtbare desquamatie van de bovenste lagen van de huid plaats.
Versterkte afstoting van opperhuid is zichtbaar na sommige met huiduitslag gepaard gaande infectieziekten, bijv. het vervellen na roodvonk, bij bepaalde huidziekten (o.a. ichthyosis, psoriasis) en bij pellagra. Het afstoten van de bovenste lagen van het epitheel van slijmvliezen, hetgeen bij catarrhale ontstekingen plaats vindt, wordt eveneens desquamatie genoemd.(2, geologie) wordt als term gebruikt om een vorm van verwering aan te duiden, die zeer opvallend in rotswoestijnen optreedt. Ten gevolge van temperatuurverschillen laten schilfers van het gesteente los, die min of meer evenwijdig aan de oppervlakte van de rots afbladeren. Het verschijnsel is in rotswoestijnen zo duidelijk, omdat daar geen krachten werkzaam zijn, die de rotsplaten van de voet van de bergen transporteren, maar het treedt ook in andere gebieden op. Het Yosemitedal in Californië vertoont zeer merkwaardige desquamatie-verschijnselen, ook in het Aare-dal boven Innertkirchen treedt het op. Voorwaarde tot het ontstaan van rotsafschilferen is het ontbreken
van gelaagdheid; het gesteente moet compact zijn; vooral granietrotsen zijn aan desquamatie onderhevig.