(dermatosen) waren reeds in de Oudheid bekend. In het Oude Testament treffen wij reeds beschrijvingen van huidziekten aan.
Ook de Grieken en Romeinen bezaten een aanzienlijke kennis omtrent huidziekten, zoals o.a. uit afbeeldingen, uit opgegraven voorwerpen (vazen) blijkt. In de dermatologische literatuur komen nog verschillende Latijnse en Griekse benamingen voor, die uit die tijd stammen. Zo bijv. de lepra, die reeds duizenden jaren aan Indische en Arabische artsen bekend was. Men moet echter bedenken, dat wat men toen als lepra aanduidde, niet overeenkomt met hetgeen wij er nu onder verstaan, wat ook voor de andere benamingen uit die tijd geldt. Van een werkelijke ordening der huidziekten was indertijd nog geen sprake; dit gebeurde pas aan het einde van de 18de- en begin van de 19de eeuw (Plenck in Oostenrijk, Willan in Engeland en Alibert in Frankrijk). Omstreeks het midden der 19de eeuw nam de studie der huidziekten te Wenen, onder leiding van Ferdinand von Hebra (1816-1880) een grote vlucht.
Hebra trok te velde tegen de oude leer, dat men door genezing van een huidziekte een lijden der inwendige organen kon opwekken. Ook had zich sinds het begin der 19de eeuw in het Hôpital St Louis te Parijs een belangrijk dermatologisch centrum ontwikkeld. In Nederland bleef men op dit gebied niet lang achter. Hier werd in 1867 te Amsterdam een leerstoel in de dermatologie (leer der huidziekten) aan het toenmalige Athenaeum illustre te Amsterdam gesticht. Daar geslachtsziekten, vooral de syphilis, zich manifesteren in de meest verschillende huidaandoeningen, werden de geslachtsziekten (venerische ziekten) ook in dit specialisme opgenomen, dat dan ook aangeduid wordt als dermato-venereologie. Tot op heden bestaat deze gelukkige combinatie.De eerste dermatoloog, die het hoogleraarschap bekleedde te Amsterdam was J. L. Chanfleury van IJsselsteyn (1819-1905), die zijn ambt op 18 Nov. 1867 aanvaardde met het uitspreken van een rede, getiteld: Over de speciale Klinieken van Amsterdam. In 1882 legde hij het ambt neer. Zijn opvolger, Van Haren Noman, kwam pas in 1886 en werd op zijn beurt een tiental jaren later gevolgd door Mendes da Costa. Het duurde nog tot 1919 alvorens er een 2de leerstoel in de dermatovenereologie werd opgericht en wel te Utrecht. Nog later volgden Groningen en Leiden.
De vorderingen, die de wetenschap aan het eind der 19de eeuw en daarna maakte op het gebied der pathologische anatomie, stofwisselingsziekten, bloedziekten, bacteriologie, immuniteitsleer e.a., kwamen de kennis en de behandeling der huidziekten zeer ten goede. Begrijpelijkerwijs heeft men zich de eerste tijd, gezien de grote lacunes vnl. met de verschijnselen van de huid alleen beziggehouden; later is men ook weer meer op de samenhang van de huid met het gehele organisme gaan letten. Bovendien is men ook aandacht gaan schenken aan de vele functies van de huid en de stoornissen hiervan. De belangrijkste oorzaken van huidziekten zijn:
1. Chemische stoffen,
die vooral bij daartoe voorbeschikte personen eczeem verwekken.
2. Stralen
Hierbij moet vooral de schadelijke werking van röntgen- en radiumstralen genoemd worden, wanneer zij in te grote dosis worden toegediend. Dan kunnen soms pas na jaren veranderingen in de huid ontstaan, vaak zweren, die zeer moeilijk te genezen zijn (röntgenzweer).
3. Geneesmiddelen,
zowel door inwendig als uitwendig gebruik (kinine, antipyrine, kwik, sulfapraeparaten, penicilline e.a.).
4. Bacteriën
o.a. staphylo- en streptococci (z onder pyodermieën), de tuberkel- en leprabacil. De tuberkelbacil is de verwekker van de lupus vulgaris en andere tuberculeuze huidziekten. De lupus vulgaris komt vaak in het gelaat voor in de vorm van rood-bruine knobbels, die kunnen ulcereren. Vroeger werd de lupus vulgaris met ultra-violet licht bestraald in zgn. Finsen-instituten. Sinds enkele jaren beschikken wij over een veel doeltreffender therapie, nl. het toedienen van hoge doses vitamine D. Deze behandeling is echter niet ongevaarlijk en moet onder strenge medische controle worden uitgevoerd. De lupus vulgaris moet scherp worden onderscheiden van lupus erythematodes, thans ook kortweg alleen met erythematodes aangeduid. Deze aandoening komt ook vaak in het gelaat voor; hier ontstaan echter geen knobbels, doch rode, schilferende vlekken, die vaak genezen met achterlating van littekenvorming. Er is neiging tot symmetrische uitbreiding over de neusrug, zodat vlindervormige figuren kunnen ontstaan. Hoewel soms verband met tuberculose wordt aangenomen, is dit niet zeker. De oorzaak is nog niet vastgesteld. Behandeling met injecties van bismuth of goudpraeparaten heeft soms een goed resultaat.
Een andere tuberculeuze huidaandoening is het scrophuloderma, dat een tuberculeus infiltraat is, dat snel verweekt, naar buiten doorbreekt en met achterlating van littekenvorming geneest. Verder kent men het erythema induratum (Bazin), gekenmerkt door blauwrode knobbels, vooral aan de kuiten van jonge meisjes, dat van tuberculeuze aard is.
Een andere huidaandoening, die zich in de vorm van rode knobbels vooral aan de onderbenen voordoet, is het erythema nodosum. De rode knobbels zijn meer aan de strekzijde gelocaliseerd en dit verschijnsel is van betrekkelijk korte duur. Hoewel bij het erythema nodosum vaak een tuberculeuze aetiologie moet worden aangenomen, kunnen deze verschijnselen ook bij andere ziekten voorkomen. Geneesmiddelen o.a. sulfapraeparaten kunnen ook dergelijke huidaandoeningen veroorzaken. Allergische vormen van huidtuberculose noemt men tuberculiden.
5. Schimmels,
z dermatomycosen.
6. Parasieten
(schurftmijt, luizen), z dermatozoönosen.
7. Stofwisselingsstoornissen
(o.a. gestoorde vetstofwisseling bij bepaalde vormen van xanthoom) ; bloedziekten (o.a. leucaemieën) ; stoornissen in de functie der endocrine organen (diabetes, ziekte van Addison, acne vulgaris) ; tekorten aan bepaalde voedingsstoffen, in het bijzonder aan vitamines (zgn. avitaminosen of deficiëntieziekten bijv. pellagra, scorbuut).
8. Aangeboren afwijkingen
(moedervlekken, haemangiomen, ziekte van Recklinghausen e.a.).
9. Gezwellen
Men onderscheidt goedaardige tumoren (fibromen, lipomen) en kwaadaardige (carcinomen, sarcomen). Huidcarcinomen komen op oudere leeftijd nogal eens voor. Het basaalcellencarcinoom (carcinoma basocellulare) ontwikkelt zich vooral in het gelaat. Het begint als een klein knobbeltje met matte glans (als parelmoer), waarin een ulcus kan ontstaan, dat gemakkelijk bloedt. De kwaadaardigheid is betrekkelijk gering, de aandoening breidt zich slechts langzaam uit en er is weinig neiging tot metastaseren. Zij geneest gemakkelijk door behandeling met Röntgen- of radiumstralen. Het plaatepitheelcarcinoom (carcinoma plano-cellulare of spino-cellulare en vroeger ook wel cancroied genoemd) komt vooral voor op plaatsen van overgang der huid- en slijmvliezen (vooral lipcarcinoom). Deze vorm metastaseert wel, doch bij vroegtijdige behandeling is de aandoening te genezen.
10. Onbekende oorzaak
Er is nog een aantal huidziekten, waarvan de oorzaak niet bekend is, zoals psoriasis, pemphigus, roos e.a. Bij huidziekten gebruikt men een bepaalde terminologie. Een uitslag noemt men exantheem of eruptie en de delen, die het exantheem opbouwen, noemt men elementaire laesies of letsels. Men kent o.a. de volgende letsels: macula = vlek,papula = klein knobbeltje ter grootte van een gerstekorrel of linze; nodulus en nodus — grotere knobbels; vesicula = klein blaasje; bulla = blaar of blaas, groter dan een vesicula; pustula = intra-epitheliaal of subepitheliaal absces, een met etter gevuld blaasje; squama - schilfer; crusta = korst; erosie = oppervlakkige ontvelling; urtica = galbult of bobbel. Bij de meeste huidziekten bestaan verschillende van bovengenoemde letsels tegelijkertijd.
BEHANDELING VAN HUIDZIEKTEN
Naast het opsporen en zo mogelijk elimineren van de oorzaak is de uitwendige behandeling van groot belang. Deze bestaat uit applicatie van vochtige omslagen (zonder taf) met verschillende antiseptische en adstringerende vloeistoffen; het gebruik van allerlei poeders, pastae en zalven. Ook inwendige middelen past men toe o.a. arsenicum, broom, sulfapraeparaten, penicilline en vele andere middelen. Hoogtezonbestraling, behandeling met röntgenstralen e.d. vinden een veelvuldige toepassing in de dermatologie. Bij hardnekkige en zeer uitgebreide huidaandoeningen is vaak opneming in een ziekenhuis nodig.
DR R. KOOIJ
Lit.: W. L. L. Carol, Leerboek der huidziekten (2de dr.t 1948).