(.Associations cultuelles) noemtmen in Frankrijk die verenigingen, die volgens de Scheidingswet van 6 Juli 1905 recht hebben om kerkelijke fondsen, welke volgens de wet op n Dec. 1906 staatseigendom zouden zijn, aan te wenden voor godsdienstige doeleinden. Uit die middelen moeten het salaris van de geestelijken, het onderhoud van kerken, enz., bekostigd worden.
In zijn Encycliek Vehementer nos heeft de paus de oprichting van dergelijke verenigingen verboden, zodat er dan ook op genoemde datum (11 Dec.) onder de 1060, die opgericht waren, slechts 80 R.K. voorkwamen, naast 902 Protestantse en 78 Israëlietische.