Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

Cornelis van BIJNKERSHOEK

betekenis & definitie

Nederlands rechtsgeleerde (Middelburg 29 Mei 1673 - ’s-Gravenhage 16 Apr. 1743), in 1689 als student in de godgeleerdheid aan de hogeschool te Franeker ingeschreven, ging in 1691 tot de studie der rechten over. In 1694 promoveerde hij op een Disputatio de pactis iuris stricti contractibus in continenti adiectis (herdrukken 1697 en 1699).

Na zich in 1694 te ’s-Gravenhage als advocaat te hebben gevestigd, werd hij 23 Apr. 1703 vanwege Zeeland tot raadsheer in de Hoge Raad van Holland en Zeeland benoemd, terwijl hij in 1724 president van die raad werd. Herhaalde malen trad hij op als scheidsrechter in de geschillen tussen de verschillende provincies en steden, terwijl ook particulieren zijn advies dikwijls inriepen. Zijn talrijke geschriften, uitmuntende door beknoptheid en onafhankelijk critisch inzicht, en de veelzijdigheid van zijn rechtskennis, blijkende o.m. uit het feit, dat hij over zo uiteenlopende delen van het recht standaardwerken schreef, verschaften hem bij tijdgenoten en latere rechtsgeleerden een grote naam. Hoewel hij zich tot het Romeinse recht het meest aangetrokken gevoelde en zijn geschriften daarover bij zijn tijdgenoten het meest in aanzien waren, hebben thans die over volkenrecht en Oudhollands burgerlijk recht de meeste betekenis.

Zijn hoogst belangrijke verzameling aantekeningen — Observationes Tumultuariae noemde hij ze zelf — omtrent het in de Hoge Raad verhandelde, later door zijn schoonzoon mr W illem Pauw, zelf sedert 1740 raadsheer in de Hoge Raad, tot 1787 voortgezet, is door prof. Meyers opgespoord en vormt een unieke bron voor de toenmalige rechtswetenschap en rechtspraktijk. Van de uitgave, door E. M.

Meyers, A. S. de Blécourt en H. D. J.

Bodenstein ondernomen, hebben thans drie delen het licht gezien: I 1704-1714 (1923); II 1714-1724 (1934); III 1724-1735 (1946)- Het handschrift van zijn Corpus Juris Hollandici et Zelandici is nog onuitgegeven. De erkenning van zijn belang voor de wetenschap van het volkenrecht blijkt wel uit het feit, dat zijn De dominio maris dissertatio (1744) en zijn Quaestionum juris publici libri IV als fotografische reproductie gedrukt zijn, ondersch. New York 1923 en Oxford 1930.MR L.V.LEDEBOER

Bibl.: Behalve de hierboven genoemde: Ad De lege Rhodia de jactu liber singularis et de dominio maris dissertatio (’s-Gravenhage 1703, herdruk der dissertatio 1744, hierin de bekende stelling: ,,potestatem terrae finiri, ubi finitur armorum vis”: z territoriale wateren); Observationum juris romani libri IV (Leiden 1710, 1735, 1749 en 1752; Frankfort en Leipzig 1723 en 1739; later met nog 4 dln vermeerderd: Leiden 1733 en 1750); De foro legatorum, tam in causa civili, quam criminali, liber singularis (Leiden 1721; Franse vertaling: ’s-Gravenhage 1723 en 1746; Eng. vert. door G. J. Lang: Oxford 1946) ; Quaestionum juris publici libri IV (Leiden 1737 en 1752; Nederlandse vertaling: Leiden 1739 en 1747; Engelse vertaling: Philadelphia 1810); Quaestionum juris privati libri IV (Leiden 1744 en 1752; Nederlandse vertaling: Amsterdam 1747)« Verzameluitgaven: Opera minora (Leiden 1730, 1744 en 1752) en Opera omnia (Genève 1761 en Leiden 1767).

Lit.: O. W. Star Numan, C. van B., Zijn leven en zijne geschriften (Leiden 1869); Luis Garcia Arias, C. v. B., Su vida y sus obras (Santiago 1948).

< >