naam voor een vergadering van Duits-Evangelische ambtsdragers, ter behandeling van gemeenschappelijke belangen met behoud der zelfstandigheid van de afzonderlijke landskerken. Reeds in 1846 was er een gelijksoortige conferentie in Berlijn geweest, die echter, gepresideerd door de bekwame jurist Bethmann-Hollweg, niet veel tot stand bracht, al sprak men zich uit voor grotere onafhankelijkheid der Kerk van de Staat en voor niet-confessionele bijbeluitlegging.
Op een volgende samenkomst te Stuttgart in 1848 besloot men tot de uitgave van een eigen orgaan, het Allgemeine Kirchenblatt für das evangelische Deutschland onder de Württembergse prelaat von Moser. Later, in 1852, waren te Eisenach 44 afgevaardigden uit de hoge kerkbesturen aanwezig (nog niet uit Oostenrijk en Beieren), minder afhankelijk nu van de vorsten, minder aan diplomatieke voorzichtigheid gebonden. Voorzitter was Grüneisen, uit de school van Schleiermacher, die in 1870 om zijn zachtere denkbeelden zou worden afgezet. Sinds 1852 bleef Eisenach de plaats van samenkomst, met een openingsdienst in de Lutherse kapel, de week na Pinksteren, om de twee jaren, zonder geheimhouding, zodat ook het richtingsverschil wel openbaar werd. De conferentie bracht het tot een herziening van Luther’s bijbelvertaling, het N. T. in 1868 voltooid en 1870 gedrukt.Ook heeft zij zich beziggehouden met liturgische vragen. Na Wereldoorlog I, toen het vraagstuk van een nieuwe kerkelijke organisatie dringend om een oplossing vroeg, heeft zij zich vooral bemoeid met een mogelijk nauwere aaneensluiting van de evangelische landskerken.
Toen in 1922 de Evangelische Kirchenbund tot stand kwam, is de conferentie geliquideerd. Er was een hoofdbestuur, Deutscher evangelischer Kirchenausschuss, van 15 leden, sinds 1903. De toenmalige, leidende Oberkonsistorialrat Braun te Berlijn gaf in 1902 Zur Frage der engern Vereinigung der d. evangelischen Landeskirchen.