naam van de Gens Claudia, een aanzienlijk geslacht te Rome, verdeeld in een patricische en een plebejische lijn, die beide weder in verschillende takken waren gesplitst; naast Claudius komt ook de naam Clodius voor. Volgens de overlevering trok dit geslacht, door een groot aantal cliënten gevolgd, reeds ten tijde van Romulus (of in de eerste jaren der Republiek) uit het land der Sabijnen naar Rome, waar het in de persoon van Atta (of Attus) Clausus door de Senaat onder de patriciërs werd opgenomen.
De senaat achtte die aanwinst zó groot, dat aan de gens land aan de overzijde van de rivier de Anio en een begraafplaats aan de voet van het Capitool werden toegekend.De Gens Claudia leverde een groot aantal bekende persoonlijkheden op, die vaak, in tegenstelling tot het Romeinse traditionalisme, een oppositionele gezindheid en neiging tot radicalisme vertonen. De voornaam Lucius liet het varen, toen twee aldus geheten familieleden wegens roof en moord werden veroordeeld. Tot de belangrijkste personen van de patricische lijn van dit geslacht behoren:
Appius Claudius Sabinus
volgens de overlevering afkomstig uit Regillum in het land der Sabijnen (vandaar de toevoeging Regillensis aan zijn naam). Daar droeg hij de naam Atta Clausus; volgens de overlevering verhuisde hij, omdat hij in zijn vaderland, als vriend van de Romeinen, op vijandige wijze bejegend werd, in 504 v. Chr. naar Rome, waar hij stamvader werd van het geslacht. De overlevering tekent hem als een felle tegenstander en bestrijder van de plebejers en hun aanspraken; zij is echter uiterst onbetrouwbaar.
Slechts de verhuizing naar Rome moet als een vaststaand feit worden beschouwd.
Appius Claudius Crassus Sabinus
consul te Rome in 471 en 451. Omtrent het consulaat van 471 wordt verteld, dat Claudius een verbitterd vijand was van het plebs en dezen bestreed. Daarna voerde hij strijd tegen de Volsci; het leger zou toen uit haat tegen hem op de vlucht zijn gegaan, waarvoor hij het streng strafte. Dit consulaat wordt door anderen aan de (verder onbekende) vader van Claudius toegekend.
Hoe dit zij, het consulaat van 451 vertoont voorliefde voor het plebs. Om hun ter wille te zijn, zou Claudius de instelling van een college van tien wetgevers hebben voorgesteld, die dan ook als Decemviri legibus scribundis het volgende jaar optraden en in 450 hun taak op uitnemende wijze vervulden. Toen echter Claudius voortzetting van het ambt had weten te bewerken, ontpopte hij zich volgens de traditie het volgende jaar als een tyran, gesteund door de patricische jongelingen. Acht der tienmannen rukten op tegen de Aequi en Sabijnen, Claudius echter bleef in de stad en maakte zich schuldig aan moord op de plebejer Lucius Siccius en een aanslag op Virginia, dochter van Lucius Virginius.
Nu stond het volk op. Claudius werd voor het gerecht gedaagd, doch doodde zichzelf. Waarschijnlijk behoorde deze Claudius, zoals vele andere leden van zijn geslacht, tot de hervormingsgezinde patriciërs en berust de overlevering over zijn haat jegens het volk op geschiedvervalsing.
Lit.: Theodor Moramsen, Römische Forschungen I 1298.
Appius Claudius Caecus
(de Blinde), censor te Rome in 312 v. Chr. Hij steunde op de stadsbevolking en trachtte het agrarische overwicht in de volksvergaderingen te haren gunste te breken,
1. door voor de comitia centuriata de grondcensus door geldcensus te vervangen;
2. door de stadsbevolking over alle tribus te verdelen. Ook benoemde hij zonen van vrijgelatenen tot senatoren en was de bewerker van nog andere democratische maatregelen.
Ook legde hij een weg aan naar Capua (in de loop der tijden tot Brindisium verlengd), naar hem Via Appia genoemd, en een waterleiding, de aqua Claudia. Als consul streed hij vnl. tegen de Samnieten en Etruriërs, dikwijls met succes. Het meest beroemd in de geschiedenis is zijn optreden in de senaat in 280 v. Chr., toen hij, blind, de senatoren, die vredesvoorwaarden van de overwinnaar koning Pyrrhus van Epirus, wilden aannemen, door vermaningen daarvan afbracht. Vnl. echter wegens zijn bovengenoemde handelingen als censor moet hij als een der grootste figuren uit de Romeinse geschiedenis worden beschouwd.
Lit.: P. Lejay, Appl. Cl. C., Revue de philologie 44, 1920, 92; W.
Schur, Appl. Claudius in Rohden-Ostrogorsky, Menschen die Geschichte machten (1931), p. 124.
Publius Claudius Pulcher
zoon van de vorige, verloor als consul in 249 v. Chr. tijdens de 1ste Punische oorlog de zeeslag in de haven van Drepanum tegen de Carthagers.
Tot de bekendste patricische leden van de Gens Claudia behoorden verder o.a. de beruchte P. Clodius en de keizers Tiberius, Caligula, Claudius en Nero, al behoorden de beide eerstgenoemden door adoptie tot de Gens Iulia. Van de plebeïsche tak van het geslacht zijn de Marcelli de belangrijkste vertegenwoordigers.