Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

CITROENZUUR

betekenis & definitie

acidum citricum, 2-hydroxy-1.2.3 propaantricarbonzuur: is een in het plantenrijk algemeen verspreid driebasisch hydroxyzuur, dat in 1784 door Scheele ontdekt werd. Vroeger werd het bereid uit het sap van citroenen, waarbij gebruik gemaakt werd van het feit, dat het calciumcitraat (citroenzure kalk) in heet water minder oplost dan in koud, maar tegenwoordig wordt al het citroenzuur practisch gemaakt door gisting.

Het citroenzuur kristalliseert in grote heldere kristallen, die in water goed oplossen (bij 20 gr. C. één deel in 4 delen water) en die een molecule kristalwater bevatten; watervrij smelt het bij 153 gr. C. Wegens de fris zure smaak wordt het evenals wijnsteenzuur gebruikt voor de bereiding van limonades e.d.; het is gemakkelijk daarvan te onderscheiden, doordat bij verhitting geen geur naar gebrande suiker optreedt, wat bij wijnsteenzuur wel het geval is.

Verder worden citroenzure zouten bij de katoendrukkerij gebruikt en vinden citroenzuur en zijn zouten een beperkte toepassing in de pharmacie.Bij 175 gr. C. gaat citroenzuur over in aconietzuur dat bijv. voorkomt in Aconitum Napellus, maar ook in suikerriet en suikerbiet en dat bij 191 gr. C. smelt en daarbij onder verlies van kooldioxyde het itaconzuur anhydride vormt, een stof, die bij 68 gr. C. smelt en die met water het itaconzuur of methyleenbarnsteenzuur: (sm.pt 161 gr.

C.) vormt.

Bij de distillatie van citroenzuur ontstaat ook het isomere citraconzuuranhydride (sm.pt 7 gr. C.). Dit geeft met water citraconzuur of methylmaleinezuur H3C.C.COOH (sm.pt QI gr. C.): HC.COOH een zuur dat door verhitting met weinig water op 200 gr.

C. of door belichting van zijn oplossing in een mengsel van aether en chloroform in tegenwoordigheid van broom overgaat in het geometrische isomeer mesaconzuur, methylfumaarzuur of oxytetrinezuur (sm.pt 202 gr. C.):

Ten slotte, laat men aconietzuur waterstof opnemen, dan verkrijgt men het tricarballylzuur of 1.2.3-propaantricarbonzuur: (sm.pt 162-164 gr. C.), dat in onrijpe suikerbieten voorkomt. Daar citroenzuur betrekkelijk goedkoop is, zou men dus al deze afgeleide zuren ook goedkoop kunnen maken; technische toepassing schijnen zij echter nog niet gevonden te hebben.

DR J. VAN ALPHEN

Citroen zuurfabricage. Tot na Wereldoorlog I waren citroenen de enige bron voor de commerciële bereiding van citroenzuur. Hiertoe werd het citroenzuur als calciumcitraat uit het vruchtensap neergeslagen en daarna verder gezuiverd.

In 1893 beschreef Wehmer voor het eerst citroenzuur als een product van de schimmelstof-wisseling. De citroenzuur vormende schimmel werd door hem als Citromyces aangeduid. Latere onderzoekingen maakten waarschijnlijk dat het een Penicillium soort was. Reeds spoedig daarna zijn in Duitsland onderzoekingen begonnen om citroenzuur met behulp van schimmels te fabriceren; deze onderzoekingen zijn echter in 1903 gestaakt daar men niet tot een bevredigende technische apparatuur kon komen.

Na 1914 is in Duitsland de technische winning met behulp van schimmels nogmaals opgenomen doch weer zonder resultaat.

In 1919 werd in de V.S. een geringe hoeveelheid citroenzuur met behulp van schimmels geproduceerd. In 1923 begon de productie op enigszins behoorlijke schaal die daarna zeer snel steeg zodat de productie in de V.S. rond 1945 ca 12 000 ton bedroeg, waarvan ruim 80 pct met behulp van schimmels verkregen was. Grote producenten van citroenzuur zijn ook België, Engeland, Frankrijk en Tsjechoslowakije. Italië produceert het uitsluitend uit citroenen, de export van dit land was in 1936 verminderd tot ongeveer 20 pct van de export van 1920.

Ongeveer 70 pct van het geproduceerde citroenzuur wordt voor pharmaceutische doeleinden gebruikt; ook de voedingsmiddelenindustrie is een belangrijke afneemster.

IR W. VERHOEVEN

Lit.: Bios Final Report No 489; S. G. Prescott and C. G.

Dunn, Industrial Microbiology (New York 1940); L. H. C. Perquin, Bijdrage tot de kennis der oxydatieve dissimilatie van Aspergillus niger van Tieghem, diss.

Delft (1938).

< >