beroemd Duits oriëntalist (Bergen, Noorwegen, 22 Oct. 1800 - Bonn 8 Mei 1876), promoveerde in 1827 te Bonn op proefschrift Commentatio Geographica et Historica de Pentapotamia indica. In 1830 werd hij buitengewoon en tien jaar later gewoon hoogleraar voor Sanskrit te Bonn, waar hij A. W. v.
Schlegel opvolgde. Met deze laatste mag hij als grondlegger van de indologie en Indische oudheidkunde in Duitsland beschouwd worden. Samen publiceerden ze een critische uitgave van de Hitopadela (Bonn 1829-1831) en een vertaling van de eerste twee zangen van het epos Ramayana (1829-1838). Lassen’s belangstelling ging verder ook naar de Iraanse talen en hij maakte zich zeer verdienstelijk op het gebied van het Oudperzisch. Van zijn encyclopaedische kennis in zake indologie en Indische oudheidkunde getuigt vooral zijn Indische Altertumskunde (4 vol. 1844-1862; 2de uitg. van deel I en II 7, 1867- 1873).Bibl. (beh. de gen.) : Anthologia sanscritica (Bonn 1838, heruitgeg. door Gildemeister 1865 en 1868); Institutiones linguae pracriticae (ibid. 1837), lange tijd het enige handboek voor het Prakrit; uitg. en vert, van Jayadeva’s Gitagovinda (1836).
Lit.: Windisch, Gesch. der Sanskritphilologie, p. 154.