graaf, Brits staatsman en dichter (Horton, Northamptonshire, 16 Apr. 1661 - 19 Mei 1715), werd in 1689 lid van het Parlement en werkte er toe mede prins Willem van Oranje op de Engelse troon te plaatsen. Een gedicht op de Slag aan de Boyne bezorgde hem een jaargeld van £ 500.
Daarna werd hij commissaris van de Schatkamer en opgenomen in de Privy Council, in 1694 onderschatmeester en kanselier der Schatkist. In die betrekking maakte hij zich vooral verdienstelijk door de stichting van de Bank van Engeland* en door vernieuwing van het zilvergeld. In 1697 werd hij eerste lord der Schatkist, lid van het regentschap gedurende de afwezigheid des konings en vervolgens in 1700 kreeg hij de titel lord. Onder koningin Anna* was hij lid van het ministerie, dat in 1707 de vereniging van Schotland met Engeland tot stand bracht, en na haar dood stelde hij aan George I de acte ter hand, waarbij de troonopvolging in het Huis van Hannover overgebracht werd. George I verhief hem tot graaf van Halifax, tot ridder der orde van de Kouseband en opnieuw tot eerste lord der Schatkist. Hij was talentvol als financier, doch zeer ijdel en eerzuchtig. Zijn gedichten zijn in één bundel uitgegeven: The works and life of C. late earl of H. (1715).Lit.: S. Johnson, The lives of the poets III (1781, herdr. 1905); J. D. Kern, An unpubl. ms. of C. M. earl of H., in: Jrnl of Engl. and Germ. philology XXXIII (1933).
