(André Joseph Marie), Frans generaal en oorlogsleider (Rijsel 22 Nov. 1890), was de zoon van een Rooms-Katholiek professor in de filosofie en de wiskunde, bezocht de school van St-Cyr, werd in Wereldoorlog I bij Verdun voor de derde keer gewond en geraakte in Duitse krijgsgevangenschap. In 1919 was hij met Weygand in Polen.
Zijn militaire kennis maakte, dat hij reeds van 1921 af in St-Cyr doceerde. Hij vestigde de aandacht van Pétain op zich. Van 1925-’27 werkte hij als adjudant met deze samen. Van 1929-1932 verbleef De Gaulle in het Middenoosten.
Sedert 1932 trad hij op als secretarisgeneraal van de Conseil Supérieur de Guerre, waarvan Pétain toen president was. Daarnaast bleef hij zich theoretisch in militaire vraagstukken verdiepen. Over de aard van een nieuwe oorlog verwierf hij opvattingen, die wel zeer verschilden van die van de toonaangevende militaire leiders van het voor-oorlogse Frankrijk. In 1934 liet De Gaulle, toen kolonel, zijn Vers l’armée de métier verschijnen, waarin hij een gemechaniseerd élite-corps van 100 000 man aanbeval.
Onder de zeer weinigen, die zijn ideeën au sérieux namen, behoorde Paul Reynaud, die in 1935 in de Kamer op de schepping van meer gemotoriseerde troepen aandrong. Door de tegenstand van de Generale Staf kwam daarvan echter niets.Bij het begin van de Duitse invasie in Frankrijk (Mei 1940) had De Gaulle het bevel over de 4de Franse gemotoriseerde divisie met de rang van generaal. Hij boekte successen bij Laon en Abbeville. Op 7 Juni 1940 benoemde Reynaud, toen Frans premier, hem tot onderstaatssecretaris van Oorlog. Toen de Franse tegenstand ineenstortte, weigerde De Gaulle de wapenstilstand mee te maken.
Op 16 Juni 1940 vloog hij naar Londen, waar hij Churchill in die dagen de enige man leek, die de Fransen kon aanmoedigen om de strijd voort te zetten. Beroemd was destijds zijn uitspraak: La France a perdu une bataille. Mais la France n’a pas perdu la guerre! Hij verzamelde enige overtuigde mannen om zich heen en had de bedoeling, een Frans vrijwilligerslegioen van een millioen man op de been te brengen. Voorlopig bleef het „strijdende Frankrijk”, met het Lotharingse Kruis als symbool, echter beperkt tot enige duizenden.
Eigenlijk was De Gaulle’s taak louter militair, maar allengs kreeg zijn beweging ook een politiek karakter en ontstond het Gaullisme. De Gaulle zelf trouwens gold krachtens een overeenkomst met Churchill als de leider van alle vrije Fransen, waar zij ook waren. Later werd hij ook door de verzetsbeweging binnen het bezette Frankrijk als leider erkend.
Na de geallieerde invasie in Noord-Afrika ging De Gaulle naar Algiers. Aanvankelijk samen met generaal Giraud trad hij daar op als president van het Comité Français de libération nationale (sedert Juni 1943). Na een stille strijd met Giraud bleef hij als enig hoofd van de Fransen over. In deze tijd aanvaardde De Gaulle de samenwerking van de communisten.
Na de bevrijding van Parijs (Aug. 1944) keerde De Gaulle daar als triomfator terug. Hij bleef hoofd van de voorlopige Franse regering en had de moeilijke taak, om aan de uitspattingen waarmee de bevrijding van Frankrijk gepaard ging paal en perk te stellen. Dit was des te moeilijker, omdat hij met de communisten op goede voet wilde staan. Met Stalin sloot hij nog in 1944 een 20-jarig Frans-Russisch bondgenootschap, mede om zich hiermee in buitenlands politiek opzicht wat te distanciëren van de Angelsaksische mogendheden.
Hem stond een nieuwe Franse toekomst van grote mogendheid voor ogen. Maar zowel in dit opzicht als ook in de Franse binnenlandse politiek werd hij teleurgesteld. Van de linkerzijde kreeg hij steeds meer critiek te verduren. O.a. wantrouwde men daar zijn ideeën over een nieuwe Franse grondwet, die veel macht zou geven aan de president van de republiek.
In Jan. 1946 trad De Gaulle als hoofd van de voorlopige Franse regering af. Aanvankelijk trok hij zich vrijwel terug. De in Oct. 1946 door het Franse volk in meerderheid goedgekeurde nieuwe grondwet, die het aanzijn gaf aan de Vierde Republiek, verwierp hij. Ook wilde hij zich met deze grondwet, die de president weinig belangrijke bevoegdheden gaf, geen candidaat stellen voor het presidentschap.
Weer op het voorste plan plaatste De Gaulle zich, toen hij in Apr. 1947 optrad als leider van een Rassemblement du Peuple Français, dat ca 30 pct van de Franse kiezers is gaan omvatten. Het is anti-communistisch. Ook in de buitenlandse politiek heeft De Gaulle alle banden met en velleïteiten voor Moskou opgegeven en heeft hij zich volledig uitgesproken voor de organisatie van de Atlantische volkeren.
j. R. EVENHUIS
Bibl.: La discorde chez l’ennemi (1924; over de Duitsers); Au fil de l’épée (1932); Vers l’armée de métier (1934); La France et son armée (1938); Discours de Guerre I Juin 1940 - Déc. 1942 (1944) ; II Janvier 1943 - Mai 1944 (1944) ; Discours aux Français (3 dln, 1944- 45); Trois Etudes (1945).
Lit.: Philippe Barrés, De G. (1941); Henri de Kérillis, De Gaulle dictateur (1946).