L. is de naam van een plantengeslacht uit de familie der Asclepiadaceeën. Het onderscheidt zich door een 5-delige kelk en een van onderen buikige en van boven trechtervormige bloemkroon, waarvan de kroonslippen aan de top samenhangen en die daardoor lantaarnvormig wordt. Het omvat een 80-tal soorten uit de keerkringslanden der oude wereld.
Tot de belangrijkste behoren: C. Candelabrum L., die zich in Oost-Indië van de éne boom naar de andere slingert, tegenovergestelde, spits-eivormige bladeren en als kandelaars opgerichte, rood en geel gekleurde bloemschermen draagt; C. africana R.Br., met eirond-lancetvormige, spitse, vlezige bladeren en bruine bloemen, die ’s winters een temperatuur vereist van 6-8 gr. C.; C. elegans Wallich, een Oostindische slingerplant met een donkerbruine stengel en fraaie blauwachtig-bruine bloemen; C. stapeliaeformis Haw., eveneens een Oostindische slingerplant, die fraaie donkerbruine bloemen draagt en waarbij de stengel vlezig wordt; C. Sandersoni Decne, waarbij stengels en bladen beide vlezig worden, en C.
Woodi Schlecht., een lief hangplantje voor de gematigde en warme kas met kleine, dikvlezige, hartvormige, grijze, groen gemarmerde blaadjes. PROF DR TH. J. STOMPS.