luidt de titel van de oudste critische kerkgeschiedenis uit het kamp der Lutheranen, ingedeeld naar eeuwen. De hoofdaanlegger van dit grootse werk, dat veel bronnenonderzoek bevat en daardoor blijvende betekenis heeft, die door het Luthers-dogmatisch standpunt verlevendigd wordt, was Matthias Flacius Illyricus, zijn medewerkers waren o.m.
Judex, Faber, Wigand, Corvinus, Holthuter. De bewerkers noemt men de Maagdenburger Zenturiatoren. Het werk verscheen te Bazel in 13 foliodelen, lopende tot 1308, in de jaren 15591574. Scherp anti-Rooms, lokte het de Annales ecclesiastici van Baronius uit.Bibl.: Nieuwe uitgave tot 1500 door S. J. Baumgarten en J. S.
Semler, 6 Bde (i757-6.5).
Lit.: J. W. Schulte, Beitr. z. Entstehungsgesch. der Magd.
Genturiën (1877) ; Schaumkell, Beitr. z. idem (1898); B. ter Haar, Historiographie der Kerkgeschiedenis (1870), 121 vlg.; E. Menke-Glückert, Die Geschichtsschreibung d. Reformation u. Gegenreform. (1912); K.
Heussi, Centuriae, in: HamackEhrung, Beiträge zur Kirchengeschichte (1921); P. Polman, F. I., historien de l’Eglise in Revue Hist. Eccl. 27 (1931), 27-73.