Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 26-08-2022

Bontemantel, hans

betekenis & definitie

(Amsterdam ged. 24 Jan. 1613 - begr. 8 Juni 1688), notabel Amsterdams koopman, had het aan patricische familieleden te danken, dat hij in de regentenstand werd opgenomen. Van de talrijke ambten, die hij bekleedde, waren de voornaamste: luitenant der schutterij (1650); lid der Vroedschap (1653); kapitein der schutterij (1653); bewindhebber der Westind.

Compie (1654); gedeputeerde ter dagvaart (1670); schepen (1654, 1659, 1668, 1669, 1671, 1672). In laatstgenoemd jaar, toen hij president-schepen was, fungeerde hij enige tijd als waarnemend-schout. Hij behoorde niet tot de meest talentvolle regenten van Amsterdam en zou nu dan ook vrijwel vergeten zijn, had hij zich niet door zijn jarenlang bijgehouden aantekeningen onschatbare verdiensten verworven voor de latere geschiedschrijving. Van zijn handschriften, oorspronkelijk vervat in 16 foliobanden, waarvan er drie verloren gingen, terwijl de overige niet meer geheel compleet waren, kocht de gemeente Amsterdam, ten behoeve van haar archief, in 1859 een gedeelte en in 1869 de rest. De aantekeningen behelzen bijzonderheden over de regering van Amsterdam, over de militaire zaken der stad, over besprekingen in de Staten van Holland (1670), enz. en verder een grote hoeveelheid anecdotes omtrent intriges bij de magistraatsverkiezingen en voorvallen en besluiten in diverse regeringscolleges; alles betrouwbaar materiaal. Prof. dr G.

W. Kernkamp
deed in 1897 een bloemlezing het licht zien, voorafgegaan door een uitnemend gedocumenteerde inleiding. Bontemantel, bekend als een integer regent, een onpartijdig rechter, een vijand van het precieze Calvinisme — hij liet zich na zijn afzetting als lid in de Remonstrantse gemeente opnemen — werd 10 Sept. 1672, als aanhanger van Johan de Witt’s staatkundig systeem, door Willem III uit zijn ambten ontslagen.J. Z. KANNEGIETER

Lit.: Joh. E. Elias, De Vroedschap van Amsterdam, 2 dln (Haarlem 1903 en 1905); G. W. Kernkamp, De regeeringe van Amsterdam. Werken, uitgeg. door het Hist. Genootsch., 3de serie no 7 en 8 (’s-Gravenhage 1897).

< >