Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

Bijbelse geschiedenis

betekenis & definitie

is het verhaal der belangrijkste gebeurtenissen, waarvan de Bijbel spreekt. Zulk een overzicht kan geschetst worden ten behoeve van religieuze opvoeding of uit wetenschappelijke belangstelling.

In het laatste ge-noemd werk van Callaert tot een volledige Bijbel verenigd, in de Nederlanden en in Neder-Duitsland, over heel het uitbreidingsgebied van de moderne devotie, verspreid.

De eerste Bijbeldruk is de tweedelige uitgave van het O.T. zonder de Psalmen, in 1477 verschenen bij Jacob Jacobszoon van der Meer en Mauricius Yemantszoon van Middelborch te Delft, de zgn. Delftse Bijbel, in de vertaling van Callaert. Ca 1478 kwam bij Heinrich Quentel te Keulen een tweedelige complete Bijbel van de pers, de zgn. Keulse Bijbel, deels in Westnederduits, deels in Nederrijns dialect. Met de Lübeckse Bijbel van de drukker Stephan Arndes, 1494, schijnt dit werk ook in de Nederlanden bekend geweest te zijn.

Een volledige Bijbel is hier te lande vóór de Kerkhervorming niet gedrukt, doordat de vele malen herdrukte Epistelen en Evangeliën (eerste uitgave 1478 te Utrecht) en Psalmen (eerste uitgave 1480 te Delft) in de vertolking van Scutken genoegzaam voorzagen in de behoeften van Bijbellezers, veelal kloosterzusters.

De Bibel int corte, naar een Franse „Bible abrégée” vervaardigd, verschenen te Antwerpen in 1513, herdrukt in 1516 en vermeerderd in 1518, mag nauwelijks een Bijbelvertaling heten; de Schrifttekst is al te drastisch verkort en bevat te veel legendarische inlassingen.

Nog vóór het Septembertestament, de N.T.vertaling van Maarten Luther, in de Nederlanden bekend was, verscheen hier in 1522 bij Doen Pietersoen te Amsterdam de eerste vertaling in reformatorische geest: het Mattheusevangelie, bewerkt door de Franciscaan Joh. Pelt met gebruikmaking van de Latijnse vertaling van het N.T. van Erasmus. Daarop gaf de Antwerpse uitgever Jacob van Liesveldt eind 1522 - begin 1523 resp. de vier Evangeliën en de Brieven van Paulus in de redactie van de middeleeuwse vertalingen uit om voorlopig te voorzien in de sterk toenemende behoefte aan Bijbellectuur.Eind 1523 verscheen bij Doen Pietersoen te Amsterdam en bij Adriaen van Berghen te Antwerpen de vertaling van Luther’s N.T., de eerste reformatorische Bijbeluitgave in de Nederlanden. Tal van malen is dit N.T., ondanks de keizerlijke plakkaten tegen ketterse boeken, herdrukt, behalve door bovengenoemde uitgevers ook door de Antwerpenaars Christoffel en diens broeder Hans van Ruremunde.

De gewezen Utrechtse schoolrector Hinne Rode bewerkte opnieuw de Luther-tekst voor de drukker Albert Pafraet te Deventer, 1525 (ten onrechte bekend onder de benaming Bagelse N. T.). In hetzelfde jaar zag bij Hans van Ruremunde te Antwerpen een vertaling van Luther’s O.T.-vertolking het licht, voor zover laatstgenoemde in dat jaar gereed was. In de herdrukken hiervan, en de volledige reformatorische Bijbels, o.a. van Jacob van Liesveldt te Antwerpen, 1526 en in het bijzonder in diens uitgave van 1542 (de zgn. Liesveldtbijbel) komen hoe langer hoe meer reformatorische kanttekeningen voor. Laatstgenoemde Bijbeldruk heeft de uitgever het hoofd gekost.

Erasmus’ uitgave van het N.T. kwam in 1524 in Nederlandse vertaling uit bij Cornelis Heynrick.z. te Delft. Het succes van deze bewerking was, gezien de weinige herdrukken, gering. Groter populariteit genoten velerlei menguitgaven, waarin de Luthertekst wordt afgewisseld door kortere of langere fragmenten uit het Delftse N.T. naar Erasmus. In 1525 zag bij Govaert van der Haghen te Antwerpen de eerste uitgave van dit soort het licht.

Een soortgelijke uitgave, echter nog bonter samengesteld, was de volledige Bijbel van Willem Vorsterman, Antwerpen 1528, de zgn. Vorstermanbijbel, een mozaïek van Lutherse, Erasmiaanse en Katholieke teksten: de Bijbel voor de „kleurloze middenstof” in de gisting van de Hervormingstijd. Ook deze tekst is enige malen herdrukt.

De ondernemende Katholieke drukker Bartholomeus van Grave te Leuven vatte intussen het plan op, onder de schutse van de theologische faculteit aldaar en in het kader van de opkomende Contra-Reformatie, van de herziene Vulgaattekst een nieuwe vertaling te laten maken. Nicolaas van Winghe, regulier kanunnik van het Augustijnenklooster S. Martensdael te Leuven, volbracht deze arbeid. De Leuvense Bijbel, vele malen herdrukt, o.a. door Christoffel Plantijn te Antwerpen, en in 1599 herzien, bleef tot in de 19de eeuw de standaardtekst voor Katholieke bijbellezers.

De Doopsgezinden kregen, na enkele voorlopige gedeeltelijke bijbeluitgaven, hun eigen tekst in de Biestkensbijbel, in 1560 verschenen bij Nic. Biestkens te Emden, waarvoor de Liesveldtbijbel als grondslag diende. Tot in de 17de eeuw was de Biestkensbijbel bij de Doopsgezinden in gebruik.

Inmiddels verlangden de Calvinisten een getrouwe vertaling rechtstreeks uit de grondtalen. De uitgave van Steven Mierdman en Jan Gheylliaert (Emden 1556), vervaardigd naar de Zwinglibijbel, voldeed niet aan deze eis. De aanzienlijke Vlaming Jan Utenhove vertaalde in ballingschap rechtstreeks uit het Grieks het Nieuwe Testament (Emden 1556). Wegens de eigenaardige taalvormen heeft dit werk zich echter niet kunnen inburgeren.

Meer succes had de vertaling van Johannes Dyrkinus, in 1559 te Emden bij Gillis van der Erven verschenen. Dit werk werd met de vertaling van Luther’s O.T., vervaardigd door Utenhove’s vriend Godfried van Wingen, samengevoegd tot een complete Bijbel en in 15611562 te Emden bezorgd, de zgn. Deux-aes-Bijbel, aldus genoemd naar een aan Luther ontleende kanttekening. In de vergaderingen van de particuliere synodes openbaarde zich meer en meer het verlangen de gehele Bijbel, rechtstreeks vertaald uit het Hebreeuws en Grieks, te bezitten.

Opdrachten hiertoe werden verleend aan geleerden, o.a. aan Marnix van Sint Aldegonde, maar tot een uitvoering kwam het niet. Eindelijk vatte de Synode van Dordrecht in 1618 de zaak krachtig aan. Een college van vertalers, bijgestaan door reviseurs, voltooide deze arbeid in 1635, daartoe financieel in staat gesteld door de Staten Generaal. In 1637 verscheen de eerste druk van de Statenbijbel bij Paulus Aertsz. van Ravensteyn te Leiden, welke tekst weldra niet alleen bij de Gereformeerden, maar ook bij Remonstranten en de meeste Doopsgezinden gezag verwierf.

DR C. C. DE BRUIN

Na de Statenvertaling verscheen in 1680 een vertaling van het N.T. van de Remonstrant Chr. Hartsoecker en in 1701 een van K. Catz, welke vrijwel onopgemerkt bleven.

De Luthersen hebben tot 1648 zich bediend van de bijna een eeuw oude Nederlandse vertaling van Luther’s Duitse tekst, die te Emden was verschenen bij Mierdman en Gheylliaert. Daarna kwam de in opdracht der Synode vervaardigde herziening — of nieuwe vertaling —- van A. Visscher (Amsterdam 1648). Deze tekst werd, onder herziening, herdrukt tot 1823.

In dat jaar droeg de Synode aan een commissie op de grondteksten te raadplegen. Zij nam daarbij tot leidraad de Duitse Bijbel van Caustein en de Visscher-tekst naar de uitgave van Alberti en Klap. Nadere officiële herzieningen vonden plaats in 1852, 1873, 1890 en 1911.

Van de Oudkatholieken heeft men reeds in 1696 een N.T. van E. de Witte, van wiens hand in 1717 een volledige Bijbel verscheen te Utrecht.

Ph. L. Verhuist deed in 1717 een vertaling van het N.T. het licht zien met korte aantekeningen. A. v. d.

Schuur publiceerde in 1705 een N.T., en vóór zijn overlijden in 1719 twee delen van een vertaling van het O.T. Al deze vertalingen berustten op de Vulgata en stonden onder invloed van een in 1667 te Amsterdam verschenen Franse vertaling van de Vulgata, het zgn. Nouveau Testament de Mons.

De Bijbelvertaling der Oudkatholieken verscheen echter in 1732 bij G. G. Lefebure. Zij bevat korte aantekeningen en berust op Van der Schuur, aangevuld, voor zover diens werk onvoltooid was gebleven, door H. van Rhijn.

In de 19de eeuw kwam in 1800 de vertaling van J. van Hamelsveldt, in 1818-1830 de om haar vloeiend en gekuist Nederlands beroemde van de Leidse hoogleraar J. H. van der Palm. Van Doopsgezinde zijde verscheen in 1845 het N.T. in de vertaling van G. Vissering; van Gereformeerde kant kwam in 1895 die van G.

J. Vos. Gevolg van een opdracht der Synode van de Nederlandse Hervormde kerk tot vertaling van de ganse Bijbel, welke door de leden der Leidse theologische Faculteit zou worden uitgevoerd (1848), was het N. T. van Van Hengel, Scholten, Kuenen en Prins, dat in 1866 verscheen, weinig gewaardeerd werd en nimmer ingang vond.

Onder de naam Leidse Vertaling staat bekend een Bijbelvertaling van Kuenen, Hooykaas, Koster en Oort, waarvan het O.T. in 1899-1901 verscheen. Het N.T. werd door prof. Oort, met advies van prof. Hesseling, bewerkt en in 1912 uitgegeven.

Zowel wat de critisch bewerkte tekst als wat het Nederlands en de bijgevoegde inleidingen en aantekeningen betreft, draagt dit werk een, voor zijn tijd, zeer modern karakter.

Nieuwe vertalingen — voor ieder boek afzonderlijk en onafhankelijk van elkaar — vindt men verder in Tekst en Uitleg (Oud en N.T.), verschijnende bij Wolters, Groningen sinds 1914, en in de Korte Verklaring der Heilige Schrift, verschijnende bij Kok in Kampen. Zeer bekend is de vertaling van Obbink en Brouwer geworden (N.T. 2i933, O.T. “1934), terwijl van de „Nieuwe vertaling op last van het Nederlandse Bijbelgenootschap door de daartoe benoemde commissie bewerkt” sedert 1939 (N.T.) voortdurend grote oplagen verschijnen. Van het O.T. verschenen in deze „Nieuwe Vertaling” de Psalmen in 1943, terwijl zij in haar geheel de voltooiing met rasse schreden nadert. Zij is vooral op voorlezing berekend en als kanselbijbel gedacht.

Bij de R.K. bleef tot in de 19de eeuw de zgn. Leuvense Bijbel, herzien naar de Vulgaatuitgave van 1592, en in 1599 te Antwerpen verschenen, de gezaghebbende. Hij kleeft zeer aan het Latijn, al werd de taal en spelling in de loop der jaren herzien.

Onvoltooid bleef de Franciscaanse vertaling met commentaar (Antwerpen 1744-1777) van W. Smits en P. van Hove. Zij bleef steken in het O.T.

In 1859 verscheen een onvolledig N.T. van Lipman (’s-Hertogenbosch 1859-1861) met inleiding en noten; van 1859-1866 een van prof. Beelen (Leuven, herdrukt in 1909 te Amsterdam). Beide vertalingen volgen de Vulgata ook tegen het Grieks. De tekst van Beelen is Zuidnederlands van kleur.

In nog sterker mate geldt dit van de taal zijner medewerkers bij het O.T., dat in 18931897 te Brugge verscheen. Hier is zelfs onderling verschil in de streektalen niet weggewist. Thans verschijnt hiervan een nieuwe bewerking (Beyaert, Brugge). Van 1894-1910 zijn door de professoren aan de Seminaries van de Utrechtse kerkprovincie — met enige anderen — bewerkt De heilige boeken van het Oude Verbond, welk werk (de zgn. „professoren-Bijbel”) in ’s-Hertogenbosch verscheen.

De meeste Katholieke vertalingen der Heilige Schrift in de volkstaal steunen op de Vulgata. In Nederland zijn gangbaar: Het Oude en Nieuwe Testament van Beelen (Brugge) en De Heilige Boeken van het Oude Verbond (’s-Hertogenbosch).

In de laatste jaren werd in verscheidene landen door Katholieke exegeten de H. Schrift ook naar de oorspronkelijke tekst vertaald. Ook in Nederland is een vertaling naar de grondtekst ondernomen; deze wordt gepatroneerd door de Apologetische vereniging St Petrus Canisius. Het N.T. verscheen reeds in 1929.

Het O.T. is verschenen in 1936-1939. In 1948 verscheen van de gehele vertaling, in één deel, een 2de druk. In Vlaanderen vond ingang het Nieuwe Testament door dr T. van Tichelen.

PROF. DR J. DE ZWAAN.

< >