Nederlands schrijver en journalist (Rotterdam 21 Apr. 1902), is jarenlang als journalist te Rotterdam werkzaam geweest, sinds 1946 redacteur voor toneel en letterkunde aan het Alg. Handelsblad te Amsterdam.
Hij debuteerde in 1927 in De Nieuwe Gids en was van 1934-’39 lid van de redactie van De Vrije Bladen. Zijn prozawerk vertoonde aanvankelijk surrealistische trekken, later ontplooide het zich breder en harmonischer zoals in de historische roman Obbe Philipsz oudste der doopers (1935) en de Rotterdamse roman Het huis Carbentus (1949). Hij schreef ook verdienstelijke korte verhalen en novellen.Bibl.: Stad (1932); Wederdoopers (1932); René François Aristide N. N. (1934) ; Jomtof en Barbe Bleu 1934) ; Hannibal Boontjes (i935); Obbe Philipsz oudste der doopers (1935); Het Centraal Station (1937); Vrouwen-polder (1938); Waarom Sint Nicolaas in 1944 niet bij de Rotterdamsche kindertjes kon komen rijden (.1946); De Karpervijver (1947); Het Huis Carbentus (1949), De Nederlandse roman (1951).
