Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 05-01-2022

Baskische kunst

betekenis & definitie

biedt speciale aspecten op het gebied der architectuur en der sierkunst. Uit praehistorische tijd dateren de vondsten in de grot van Isturitz (Basse-Navarre) met gegraveerde of in vrij diep reliëf uitgestoken voorstellingen van rendier en „pottoka” (het kleine zgn.

Keltische Paard), verder dolmens, cromlechs en tumuli (niet echter menhirs).De Romaanse kunst heeft behalve enkele heiligdommen langs de bedevaartswegen, weinig typisch Baskische relicten. Eerst sinds het eind der ude eeuw verbreidt deze zich uit het N.O. Weinig meer karakteristieke resten biedt de Gothische kunst. De kathedraal van Bayonne is onder Engelse invloed gebouwd, doch vertoont in haar voltooiing verwantschap met de architectuur van Burgos en Léon en in haar beeldhouwkunst invloeden van de Reimse school. Vele grote kastelen uit de tijd van Renaissance en Classicisme zijn verwoest: het meest karakteristiek is het door Arnaud I van Maytie, bisschop van Oloron (1598-1623), gebouwde slot te Mauléon (Soule). Aan hekken en balkons te Bayonne, Saint-Jean-de-Luz, Ustaritz, Espelette en Ainhoa kan men zien tot welke hoge ontwikkeling de Baskische ijzersmeedkunst in de 18de eeuw was geraakt.

Meer eigen merk dragen de dorpskerken. Ze hebben gewoonlijk een zeer langgetrokken schip, zonder zijbeuken, een houten, vaak beschilderd plafond en aan een der zijkanten een lage ingang met een overdekte voorhal voor zigeuners en uitgestotenen. In het eigenlijke portaal vóór de hoofdingang werden banken aangebracht, daar het geruime tijd gediend heeft als vergaderhal voor het gemeentebestuur. De koorafsluiting is veelhoekig, halfrond of (meestal) recht. De toren verschijnt aan de Baskische kerk eerst in de 16de17de eeuw: kort en gedrongen in Labourd, slanker en hoger in Navarra.

Verreweg de meeste Baskische boerenwoningen stammen uit de periode tussen 1620 en 1790; de steenbouw wint het mettertijd van de houtbouw. Zij liggen niet in lange rijen, doch verspreid: dit brengt de zin voor onafhankelijkheid van de „eskualdun” mee en de natuur van de bodem. De gevel is breed en meestal naar het O. gericht. Men onderscheidt gewoonlijk drie typen: a. van Soule: woning en werkhuizen in verschillende gebouwen, in de vorm van een rechthoek op elkaar geplaatst, met hoge, scherp aflopende daken; b. van Labourd en de hoger gelegen streken van Navarra: één compacte woning met verschillende verdiepingen onder één pannendak, de keuken op de eerste verdieping (restant van de paal-woningen-architectuur?) en de gewitte, van hel-gekleurde versieringen voorziene gevel aan de korte zijde. Er bestaan overigens verschillende varianten; c. van de dalen van Navarra: eenzelfde compacte bouwvorm, doch meestal met langs een zijwand een breed overstekend op zware balken rustend dak, waaronder de oogst gedroogd wordt, een zeer ruim rechthoekig of bijna cirkelrond portaal, boven de ingangsdeur een met natuursteen omlijst kruiskozijn, waarboven versieringen en familie-inscripties.

Het stadshuis verschilt in Labourd weinig van de landwoning: de gevel is gewoonlijk smaller en er zijn één of meer verdiepingen aan toegevoegd. In Navarra maakt het op vierkant grondplan opgetrokken huis een veel strengere indruk. Te Bayonne ontmoet men de platte daken en voorts meer eigenaardigheden van de Anglo-Normandische woningstijl. De weinige woningen van adellijken of meer-vermogenden bezitten vaak nog de „dorrea”, vierkante of ronde toren, aan de gevelhoek aangebouwd, weinige en smalle vensters, erkers en een portaal met spitsboog.

Ook de meubelkunst munt uit door soberheid: in het Spaanse gedeelte minder dan in het Franse. Het oudste typische meubel is de koffervormige „kutcha”, welke ook als zitbank dienst doet (Navarra, Guipuzcoa), aan de voorkant voorzien van om een centraal motief uitgestoken geometrisch ornament, meestal uit eiken- of donkerrood kersenhout, niet zelden geheel verguld. In de hoge „zuzula” of „zizaila”, een houten bank, waarvan de rugleuning uit lange panelen is opgebouwd (welke niet zelden, omgeslagen, als tafelblad dienst kan doen), neemt bij maaltijden en plechtige huiselijke aangelegenheden het hoofd der familie, de ,,etchekojaun” plaats.

Fraai versierd zijn de kaasvormen en de „ferrela”, het dunne houten drijfschijfje, dat in kruik of kan gelegd, de vloeistof bij het dragen voor overspatten behoedt.

Het Memento mori of,,orhoit hilceaz”, op huisgevels en in kerken gebeiteld of geschilderd, openbaart de religieuze zin en de dodencultus der Basken. Veel aandacht besteden zij dan ook aan de kerkhoven. Van vroege datum zijn de cirkelvormige, op een schacht geplaatste, diep ingegrifte graftekens, waarschijnlijk van Iberische oorsprong en misschien herinnerend aan een zeer oud en veel verspreid gebruik om een mensengelaat bij het graf uit te beelden; de meeste nu bestaande zijn niet ouder dan de 16de eeuw. Uit de twee volgende eeuwen dateren de rechthoekige gedenktekenen, vaak voorzien van een halflijfse mensenfiguur in hoog reliëf, met een kruis in de handen. Eigenlijke graf kruisen schijnen niet vóór de 16de eeuw gebezigd te zijn, na 1900 worden ze vrij algemeen; niet zelden zijn ze geornamenteerd met uitgekapt gestyleerd bladwerk tussen smalle lijsten, ofwel fel zwart op wit beschilderd (Navarra).

De siermotieven bestaan vooral uit geometrische figuren: uitgestoken driehoeken, sterren, rozetten en spiralen. Typisch Baskisch is de kommavormige versiering: deze komma’s zijn met de spitse uiteinden naar binnen vaak vier aan vier tot kruisen gevormd en doen, ten onrechte overigens, denken aan hakenkruis of swastika. Bloemen en dieren zijn overwegend heraldisch, aan wapens of speelkaarten ontleend. Vaak vindt men boven woningen en op graftekens de instrumenten der verschillende beroepen uitgebeeld. Gebruikelijke religieuze voorstellingen zijn: het kruisdragende Lam, het vlammende of met pijlen doorboorde hart, het, vaak dooreengevlochten, Christusmonogram IHS, het kruis met de letters Alpha en Omega en de zon en de maan, en het Mariamonogram MR of MRA, omlijst door de mystieke rozelaar.

DR JOHN B. KNIPPING

Lit.: Philippe Veyrin in: Visages du Pays Basque (Paris 1946), waar opgave van monumenten en enige lit.

< >