baron, Nederlands magistraat (Vreeland 22 Juli 1871), studeerde rechten en werd, na enige rechterlijke functies te hebben bekleed, in 1910 burgemeester van Arnhem. Hij bleef dit tot 1920, toen hij advocaat-generaal aldaar werd.
Van 1921-1928 was hij Gouverneur van Suriname. Bij zijn afscheid werd hem namens de bevolking een som gelds aangeboden, welke hij bestemde voor de Van Heemstra-stichling, ter bestrijding van volksziekten in Suriname. Na zijn repatriëring was hij nog voorzitter van het Nationaal Fonds voor Bijzondere Nooden.