Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

ARNOLD van egmond

betekenis & definitie

hertog van Gelre en graaf van Zutfen (1423-1473) (1410 - Grave 23 Febr. 1473), zoon van Jan van Egmond en Maria van Arkel. Maria van Arkel was een dochter van Jan van Arkel en Johanna van Gulik, een kleindochter van Reinald II van Gelre.

Na het overlijden van hertog Reinald IV (1423) uit het Gulikse Huis werd Arnold onder voogdij van zijn vader als landsheer door de te Nijmegen vergaderde edelen, ridderschappen en steden aangenomen. De Roomse koning Sigismund beleende echter niet hem, maar Adolf van Berg, kleinzoon van Gerhard van Berg, oom van vaderszijde van Reinald IV en diens naaste maag van de zwaardzijde. In Gulik volgde Adolf op. De koning deed Arnold in 1431 in de ban en trachtte Adolf als Gelders landsheer erkend te krijgen. De hieruit voortvloeiende oorlogen en twisten brachten Amold in grote schulden, waardoor hij zich genoodzaakt zag in strijd met door hem gedane beloften verschillende domeinen te verpanden. Steden en ridderschappen overhandigden den hertog in Apr. 1436 een aantal eisen en in 1441 werd de eendracht tussen landsheer en onderdanen hersteld.

Nieuwe oorlogen veroorzaakten nieuwe schulden en onenigheden. In 1450 deed Arnold een tocht naar het H. Graf in Jeruzalem en keerde na twee jaren in zijn land terug. Enkele jaren later brachten financiële moeilijkheden hem opnieuw in onenigheid met zijn onderdanen. Voorts beging hij de staatkundige misgreep om bij de Utrechtse bisschopsverkiezing Philips den Goede, die de candidatuur van zijn bastaardzoon David wilde doorzetten, tegen te werken. Philips ging er nu voor ijveren om Arnolds zoon Adolf als ruwaard te doen erkennen.

Arnolds echtgenote, Catharina van Kleef, stond aan de zijde van haar zoon. Dit leidde tot een volslagen breuk tussen vader en zoon. Adolf nam zijn vader in Jan. 1465 gevangen en dwong hem in gevangenschap te Buren afstand te doen, waarbij de zoon steun en instemming vond bij het merendeel van de onderdanen. Karel de Stoute, die in 1467 zijn vader Philips den Goede was opgevolgd, begon zich in de Gelderse zaken te mengen, trachtte een verzoening te bewerken en nam ten slotte Adolf gevangen te Hesdin. De vrijgelaten vader werd in zijn gezag hersteld met behulp van den Bourgondiër, doch verspeelde zijn aanzien bij zijn onderdanen, toen uitkwam, dat hij het hertogdom aan Karel den Stoute had moeten verpanden (Dec. 1472). Niet lang daarna overleed hij te Grave. DR A. J. MARIS

Lit.: J. S. van Veen, De laatste Regeeringsjaren van Hertog Arnold (1456-1465) (Arnhem 1920); Idem, Nieuw Ned. Biograf. Woordenboek, I, 174.

< >