Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

Antonio Francesco GRAZZINI

betekenis & definitie

(of Anton-francesco), Italiaans schrijver (Florence 22 Mrt t5°3 18 Febr. 1583), geldt als een der meesters van het Toscaanse proza uit de Laatrenaissance. Groot minnaar van goed leven en edele taal, behoorde hij in 1540 tot de oprichters van de Accademia degli Umidi (academie der Natten), die naderhand Accademia Fiorentina werd herdoopt; in 1582 was hij, samen met Leonardo Salviati, oprichter van de Accademia della Crusca (A. van de Zemelen, z academie, Italië).

In beide geleerde en literaire genootschappen waar de leden vissennamen droegen, stond hij bekend als „il Lasca”, d.i. de Baars, gelatiniseerd „Leuciscus”. Onder zijn bijnaam is hij befaamd gebleven als auteur van het novellenboek Le Cene (de Maaltijden, ontstaan 1540 en vgg., uitg. 1756, nieuwe uitg. 1890), een verzameling van 22 (het moesten er 30 worden) verhalen in de trant van Boccaccio, gedaan op drie dagen van slecht weer door tien jongelieden „voor de maaltijd”, en waarvan de materie door Lasca soms ampel aan zijn grote voorbeeld is ontleend, zonder diens scherpte en brillantheid te benaderen. Ze zijn meest traditioneel gebaseerd op de „beffa”, het iemand-een-poets-bakken; op één ervan,het verhaal van Neri Chiaramantesi, bouwde de moderne toneelschrijver Sem Benelli zijn La Cena delle Beffe. De taal der novellen is vaak zeer fraai. Men heeft van Grazzini ook een aantal blijspelen in proza (La Gelosia, La Spiritata, I Parentadi, La Arenga, La Sibilla, La Pinzochera, L’Arzigbgolo; eerste complete uitg. 1859), die geschreven werden als reactie tegen de klassieke Italiaanse manier, hoewel Grazzini voor zijn onderwerpen uit dezelfde bronnen put als zijn tegenstanders.

Hij heeft voorts de werken van Berni uitgegeven.MR H. VAN DEN BERGH

Bibl. (behalve de genoemde): Stanze (1579); La guerra dei mostri (1584); Rime (uitg. in 2 dln, 1741); Egloghe e altre rime (1799).

Lit.: G. B. Magrini, Di A. F.

G. detto il Lasca e delle sue opere in prosa e in rima (Imola 1879); G. Gentile, Delle commedie di A. F. G. detto il Lasca (Pisa 1896).

< >