sinds 1805 baron, Zwitsers militair (Payerne, Waadtland, 6 Mrt 1779 - Parijs 24 Mrt 1869), diende als officier reeds op jeugdige leeftijd in het leger der Helvetische republiek en nam aan de krijgsverrichtingen van zijn land deel tot hij in 1801 de militaire dienst verliet en zijn carrière als militair schrijver begon. In 1804 verscheen zijn: Traité des grandes opérations militaires, een critische studie over Frederik de Grote en diens oorlogen.
In 1805 nam Ney hem op in zijn staf. Toen de keizer van Rusland, Alexander I, hem in 1809 leerde kennen, wenste deze hem in zijn dienst te doen overgaan, hetgeen werd verhinderd door Napoleon I, die hem de beschrijving van zijn veldtochten in Italië opdroeg. In 1812 weigerde hij tegen Rusland te velde te trekken doch bewees, als gouverneur van Wilna, aan het terugtrekkende Franse leger goede diensten. Als chef van Ney’s staf had hij een belangrijk aandeel in de slag bij Bautzen (1813); tijdens de daarop gevolgde wapenstilstand ging hij in Russische dienst over als ’s Keizers adjudant, met rang van luitenant-generaal. In 1830 werd hem de oprichting der militaire academie te St Petersburg opgedragen; in 1837 werd hij militair gouverneur van de troonopvolger, de latere Alexander II. De laatste jaren van zijn lange leven bracht hij door in Frankrijk, België en Zwitserland.Bibl.: Histoire critique et militaire des guerres de la Révolution (15 dln, 1819-1824); Vie politique et militaire de Napoleon I (4 dln 1827); Précis de Part de la guerre (2 dln, i830-3i); Souvenirs (2 dln 1886).
Lit.: C. A. Sainte-Beuve, Le général J. (1869, 2de dr. 1880); F. Lecomte, J. (Lausanne 1869, 2de dr. 1888); M. Saur, Général J. (I937); X. de Gourville, J. ou le devin de Nap. (1938, Duitse vert. 1938); F. Ernst, Generäle (1942).