Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

Antoine FURETIÈRE

betekenis & definitie

Frans schrijver en geleerde (Parijs 28 Dec. 1619 - 14 Mei 1688), man van gewone afkomst, wist zich op te werken, werd advocaat, kocht de betrekking van procureurfiscal van de abdij van Saint Germain des Prés, trad in een orde, kreeg prebendes en werd in 1662 lid van de Académie française. In woord en geschrift valt hij graag dichters, hovelingen, bankiers, précieux aan ( Voyage de Mercure) en heeft een ruim aandeel in de samenstelling van de aanval op Chapelain.

Zijn Satires zijn levendig en schilderachtig. Daar hij vond, dat zijn collega’s van de Académie weinig haast maakten met de samenstelling van het Woordenboek, maakte hij er zelf een, waaraan hij veertig jaar werkte. Zijn medeleden daagden hem voor de raad des konings, daar hij inbreuk had gemaakt op de voorrechten van de Académie die nl. op 28 Juni 1674 gedaan had gekregen, dat het iedere drukker of boekhandelaar verboden zou zijn een woordenboek te publiceren vóór dat van de Académie noch gedurende 20 jaren na de verschijning daarvan. Desondanks kreeg Furetière een privilege voor zijn woordenboek (24 Aug. 1684).

Hij wreekte zich door pamfletten ( factums),een eerste waarin hij door vergelijkingen het verschil aantoonde tussen de beide werken en de tekortkomingen van het werk van de Académie, een tweede waarin hij verschillende van zijn collega’s te lijf ging. Daarop werd hij door de Académie uitgesloten en zijn privilege werd ingetrokken (29 Mrt 1685). Ten slotte werden (24 Dec. 1686) zijn beide factums tot lasterlijke libellen verklaard, waarop Furetière een derde publiceerde. Hij had de voldoening, dat in de laatste jaren enkele Académiciens zich openlijk voor hem verklaarden, o.a.

Bossuet en François de Harley, aartsbisschop van Parijs, in wiens huis hij stierf. Hij bleef de Académie bestrijden, begon zelfs een groot gedicht Couches de l'Académie (De bevalling van de A.), dat niet voltooid werd. Zijn Dictionnaire universel verscheen in 1690, dus na zijn dood, in 3 zware delen bij Arnout Leers in Den Haag en Rotterdam en werd in 1694 aldaar herdrukt; de Jezuïeten herdrukten het in de 18de eeuw in talrijke vermeerderde uitgaven als Dictionnaire de Trévoux, zonder de naam van Furetière. Het is nog heden belangrijk, doordat het allerlei technische termen geeft, spreekwoorden, bijzonderheden omtrent klederdrachten, rechtstermen, enz.

Behalve door zijn woordenboek blijft Furetière voor ons van belang door zijn Roman bourgeois. Deze is realistisch; dat was destijds wel niet geheel nieuw, maar voor het eerst zijn de helden alleen doodgewone mensen, die wonen in gewone wijken van Parijs, en die doodgewone deugden en vooral ondeugden hebben. Reeds geeft het boek een kijk op de 17de eeuwse burgerij.DR G. G. ELLERBROEK

Bibl.: Les amours d’Enée et de Didon (burleske gedichten, parodie op het behandelen van de Oudheid; Paris 1649); Histoire des derniers troubles arrivés au royaume de l’éloquence (1658); Le Roman bourgeois (Paris, 166G; herdr. d. Fournier et Asselineau, Paris 1854; door Jannet, Paris 1868, 2 dln, ook in de Classiques Gamier; met inl. van A. Thé rive en ill. uit de 17de eeuw, Paris 1927); Fables morales et nouvelles (1671); Le Voyage de Mercure (satire in 5 boeken, 1673); Extraits in de Bibl. Larousse door P.

S or and (1935); Plan et dessein du poème allégorique et tragico-burlesque intitulé les Couches de l’Académie (Amsterdam 1687); Recueil de plusieurs vers, épigrammes et autres pièces (Amsterdam 1687) ; Recueil des factums d’Ant. F., eerste voll. uitg. 1694, herdr. d. Ch. Asselineau (2 dln, 1858); Dictionnaire universel contenant généralement tous les mots français, tant vieux que modernes, et les termes de toutes les sciences et des arts (Arn. et Rein.

Leers, Den Haag en Rotterdam, 1690, 2de dr. 1694; herdr. d. Basnage (1701), met weglating van vele woorden); Chapelain décoiffé is uitg. d. G. L.

Roosbroeck (New York 1932).

Lit.: F. Wey, A. F., sa vie, ses œuvres, ses démêlés avec 1’ Ac. franç. (in Rev. contemporaine, 1852); H. Châtelain, Quelques remarques sur F. et ses prédécesseurs dans le roman réaliste du 18e siècle (in Rev.

Universitaire, 1902) ; K. Leuschner, A. F. und sein Streit mit der franz. Akademie. (Erlangen 1915; ook verschenen in Roman.

Forsch. XXXIV 3) ; E. Henriot, F. et l’Académie (in Le Temps, 10 Sept. 1935).

< >