Nederlands koopman en reder (Rotterdam 4 Nov. 1756 - 14 Jan. 1850), was als knaap reeds in de handel. Ca 1774 dreef hij een zaak in boter en kaas, die zo floreerde, dat hij zich reeds in 1788 interesseerde in een zaak, die zeehandel dreef op Oost-Indië en de Kaapkolonie.
In 1795 verscheen hij aan de Middellandse Zeekusten met zijn onovertroffen boter en dreef graanhandel in de Oostzee-havens. Ook in de Franse tijd wist Van Hoboken met behulp van import-licenties zijn redersbedrijf uit te oefenen. In Delft ontstond de brandersfirma Van Hoboken en Rogge. Koning Willem I benoemde Van Hoboken tot lid van de „Commissie ter vaststelling van de artikelen van overeenkomst” met de in het voorjaar van 1824 opgerichte Nederlandsche Handel Maatschappij*.Een jaar later werd door zijn bemoeienis de „Reederij van Vier” opgericht, waarin Van Hoboken zelf deelnam voor f 57 000. In 1825 werd het eerste schip voor eigen rekening op de werf van Van Hoboken (in 1814 aangekocht) op stapel gezet. In 1842 telde de firma A. van Hoboken en Zonen 23 schepen, die eigendom waren van het handelshuis. Van Hoboken is een der mannen geweest uit het particulier bedrijf, die Nederland na de Franse Revolutie weer op de been heeft geholpen.