Nederlands zakenman en kunstbeschermer (Rotterdam 1 Mei 1862 - Hoenderloo 6 Dec. 1941), werd in 1889 beherend vennoot der commanditaire vennootschap Wm H. Muller & Co. te Rotterdam, welke hij tot grote bloei bracht.
Vooral tijdens Wereldoorlog I en in de eerste jaren daarna speelde hij een grote rol in de Nederlandse handelswereld. Bij tal van binnen- en buitenlandse ondernemingen vervulde hij bestuursfuncties. Hij was de machtige man in de Commissie van Bijstand, welke de minister van Landbouw, Handel en Nijverheid, F. E. Posthuma, van advies moest dienen bij de uitvoering van de distributie. Later taande zijn ster echter enigszins. De C.V. Wm H. Müller & Co. kwam, mede ten gevolge van zijn speculatief beleid, in ernstige financiële moeilijkheden. Kröller was een der oprichters van de Rotterdamse Handelshogeschool, welke instelling hem in 1922 het doctoraat honoris causa verleende. De door hem en zijn echtgenote, mevrouw H. Kröller Müller, bijeengebrachte uitgebreide kunstcollectie schonk hij aan de Staat en deze vormt thans het Rijksmuseum Kröller-Müller. Zijn landgoed „De Hooge Veluwe” met het door Berlage herbouwde jachtslot „St.Hubertus” werd Nationaal Park.