(eigenl. Maria Anna), schilderes van Zwitserse afkomst (Chur 30 Oct. 1741 - Rome 5 Nov. 1807), werd als „wonderkind” door haar vader in 1752 naar Italië meegenomen, waar zij, eerst te Florence, dan te Rome, haar grote gaven als portretschilderes ontplooide.
In 1766 ging zij naar Londen, waarheen haar faam haar reeds was vooruitgegaan en waar zij tot de oprichters van de Royal Academy behoorde. Zij schilderde er de portretten van vele aanzienlijken, en werkte mee aan de beschildering van de St Paul’s, van Somerset House en van vele patriciërshuizen. Tot haar vrienden behoorde er o.a. Reynolds, wiens portret zij schilderde uit erkentelijkheid voor het hare, dat hij had geschilderd. Na een ongelukkig eerste huwelijk met een zwendelaar huwde zij in 1781 de schilder Ant. Zucchi, met wie zij zich in zijn vaderstad Venetië, het volgend jaar te Rome vestigde, waar zij bleef wonen tot haar dood.
Behalve begaafd schilderes tevens groot muzikaal talent, berustte haar — snel verbleekte — Europese vermaardheid niet enkel op haar kunst, maar ook op haar innemende persoonlijkheid: haar grootste tijdgenoten als Goethe, Winckelmann, Joseph II enz. behoorden tot haar vrienden. In Rome was haar huis het brandpunt van een kring kunstenaars en intellectuelen. Haar portretten zijn nooit zeer krachtig; van haar wandschilderingen en klassieke voorstellingen is veel verloren gegaan.Lit.: Giov. De Rossi, Vita di Ang. K. (1810); Schram, Die Malerin A. K. (1890); F. A. Gérard, A.
K. (London 1893): E. Engels, A. K. (1910) ; Ungedruckte Briefe der A. K. (1921); V. Manners and G. L.
Williamson, A. K. (1924). Roman: H. Passon-Kernen, A. K., ein Künstlerroman des 18. Jh. (Zürich 1942).