is een heelkundige bewerking, waarbij het uiteinde van een lichaamsdeel, meestal van een van de ledematen wordt verwijderd. Echter spreekt men ook van amputatie van de borst bij de vrouw (amputatio mammae) of van het mannelijk lid (amputatio penis) en ook van amputatio recti. als het laatste stuk van de endeldarm, met de anus, wordt verwijderd.
Het afzetten van ledematen behoort tot de oudste chirurgische ingrepen (Hippocrates, Celsus), waarbij de operateur zeer snel en handig te werk moest gaan om de pijnlijke bewerking zo kort mogelijk te doen duren, daar gevoelloos-makende middelen toen nog niet bekend waren. De bloeding trachtte men tegen het einde van de 16de eeuw te beheersen door met een gloeiend ijzer (ferrum candens) de wond te schroeien. Ook goot men wel kokende olie op de wond. Ambroise Paré ontdekte opnieuw de onderbinding der grote bloedvaten, welke in de Romeinse keizertijd reeds in gebruik was, doch in de middeleeuwen weer werd vergeten. Daar men niet steriel werkte, werden de zijden draden lang gelaten en later uit de wond getrokken. Omstreeks 1870 voerde von Esmarch het bloedeloze amputeren in, waarbij men door hooghouden van de extremiteit het bloed zo veel mogelijk laat afvloeien en daarna het lid met een brede rubberband afsnoert, die pas wordt weggenomen, nadat bij de operatie de grote bloedvaten zijn onderbonden. Bij de amputatie gaat men door het skelet heen: afzetten in een gewricht heet exarticulatie.Terwijl men vroeger snel tot een van deze wijzen van behandeling overging, is men sinds de invoering van antisepsis en asepsis veel conservatiever geworden. Voor de amputatie gelden thans de volgende indicaties:
1. wanneer door een ongeval het skelet en de weke delen, met name de zenuwen en bloedvaten van een lid zodanig zijn beschadigd dat geen herstel van de functie meer kan worden verwacht;
2. bij versterf (necrose) van een deel van een extremiteit;
3. bij zeer ernstige voortschrijdende infecties en bij kwaadaardige gezwellen;
4. wanneer ten gevolge van de amputatie de functie van het overblijvende deel zal verbeteren (bijv. bij contractuur van een vinger).
Om een goede wondgenezing te verkrijgen, moet de amputatie in gezond weefsel met goede doorbloeding geschieden. Hierbij streeft men tevens naar het ontstaan van een goede amputatiestomp, waaraan een kunstlidmaat (prothese) kan worden bevestigd. Het litteken moet zo liggen, dat het niet kan worden gedrukt. Door de moderne prothesebouw zijn vele amputatiemethoden in onbruik geraakt. In de afgesneden zenuweinden kan het komen tot een opeenhoping van zenuwweefsel (amputatie neuroom), die bij druk zeer pijnlijk is. Gedurende korte tijd na de amputatie heeft de patiënt nog het gevoel dat de verloren gegane extremiteit nog aanwezig is, zodat hij er nog bewegingen mee meent uit te voeren en er ook pijn in localiseert (phantoompijn). Dit verschijnsel berust op prikkel ingstoestanden in de afgesneden zenuwen en verdwijnt bij de genezing van de wond.
J. H. J. VAN DER VUURST DE VRIES.