Zurbano (Martin), een Spaansch generaal, geboren omstreeks het jaar 1780, was gedurende de oorlogen op het Spaansche schiereiland van 1808 tot 1814 aanvoerder van eene guerilla-bende en bepaalde zich vervolgens bij den sluikhandel. Na den dood van Ferdinand VIl schaarde hij zich aan de zijde van koningin Christina, en deze benoemde hem tot majoor en bevelhebber van een vrijkorps in de Baskische provinciën. Door onmenschelijke gestrengheid handhaafde hij de krijgstucht. Wie niet terstond gehoorzaamde, schoot hij dood, en ook bijna alle gevangenen werden om het leven gebragt.
Het behoorde tot zijne eigenaardigheden, dat hij nooit uniform droeg. Voorts muntte hij uit door het leggen van hinderlagen, door overrompelingen en strooptogten. Weldra zag hij zich bevorderd tot kolonel en in 1841 tot generaal. Nadat de Koningin-regentes Spanje verlaten had, sloot Zurbano zich aan bij Espartéro, dempte in 1842 onderscheidene volksbewegingen met bloedige gestrengheid en werd vervolgens naar Barcelona gezonden, waar hij echter geen meester kon blijven van den uitgebroken opstand en zich vergenoegde met Catalonië in bedwang te houden. Toen in 1843 Narvaëz in verzet kwam tegen Espartéro, vertrok Zurbano naar Barcelona, om zich bij laatstgenoemde te voegen en snelde vervolgens naar Madrid, hetwelk door Narvaëz bedreigd werd. Zijn korps liep echter over tot zijn tegenstander, zoodat hij de vlugt moest nemen naar het gebergte. Wel verzamelde hij wederom eene guerilla-bende, doch deze werd spoedig uiteengejaagd. Zijne zonen werden gevangen genomen en gefusilleerd, en ook hij zelf onderging in Januarij 1845 datzelfde lot.