Wellen noemt men eene kunstbewerking, waardoor twee stukken metaal tot één geheel verbonden worden. Het geschiedt vooral met ijzer en staal. Daartoe bewerkt men de voor zamenvoeging bestemde stukken zoodanig, dat zij over eene niet te geringe oppervlakte elkander aanraken. Ze worden vervolgens zamengehecht, met kleihoudend zand of fijngewreven leem of met een wél-poeder bestrooid en daarna in het vuur gebragt, waarop zij in gloeijenden toestand worden aaneengehamerd.
Tot het wellen van staal op ijzer bezigt men een wélpoeder van boraxzuur, keukenzout, bloedloogzout en spiegelhars. De eerste hamerslagen bij het wellen moeten zeer snel op elkander volgen, maar niet zeer hevig zijn; men slaat echter feller toe, wanneer de vereeniging een aanvang genomen heeft en het metaal door vermindering der hitte meer vastheid verkregen heelt. Kleine, met gietstaal te beleggen stukken, zooals beitels, kan men zonder hameren door snel en krachtig persen in eene bankschroef aaneenwellen.