Wellekens (Jan Baptista), een Nederlandsch dichter, geboren den 13den Februarij 1658 te Aalst, in Vlaanderen, oefende zich bij zijn oom te Amsterdam in het goudsmeden, doch toonde meer lust en aanleg voor de schilderkunst. Na hierin eenig onderrigt te hebben genoten, begaf hij zich naar Italië, waar hij elf jaar vertoefde, doch verzwakking van het gezigt en een aanval van beroerte maakten hem ongeschikt voor de behandeling van het penseel, zoodat hij zich naar Amsterdam begaf. Hier trad hij in het huwelijk en beoefende de dichtkunst. Op het voetspoor van den Italiaanschen dichter Sannazaro zocht hij hier den visscherszang in te voeren.
Hij overleed te Amsterdam den 14den Mei 1726. Hij gaf zijne gedichten uit met die van zijn vriend P. Vlaming onder den titel van „Dichtlievende uitspanningen (1711 ; 2de druk, 1735)”, terwijl na zijn dood drie bundels van hem in het licht verschenen, namelijk: „Verscheiden gedichten (1729)”, — „Bruiloftsdichten (1729)”, — en „Zedelijke en ernstige gedichten (1737)”. Bij zijne vertaling van den „Aminta” van Tasso voegde hij eene verhandeling over het herdersdicht.