Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Wassenbergh

betekenis & definitie

Wassenbergh (Everwijn), een verdienstelijk Nederlandsch letterkundige, geboren te Lekkum bij Leeuwarden in 1742, aanvaardde op 25-jarigen leeftijd een professoraat aan de doorluchtige school te Deventer en werd drie jaar later hoogleeraar in de Grieksche taal te Franeker, waar hij ruim eene halve eeuw werkzaam bleef. Met smaak hanteerde hij de Latijnsche lier en bewees groote diensten aan de Fransche taal en letterkunde. Hij schreef o. a.: „Bijdragen tot den Frieschen tongval”, — „Idioticon Frisicum”, — „Proeve van oudheid-, taal- en dichtkunde”, — „Verhandeling over de eigennamen der Friezen”, — „Friesche gedichten”, — „Selecta e scholiis Valckenarii in libros quosdam Novi Testamenti (1818, 2 dln)”, — „Het gedrag der Hollandsche geleerden omtrent Reiske gerechtvaardigd (1820)”, — en onderscheidene „Orationes”, terwijl hij met H. Bosscha eene vertaling leverde van de „Levens van Doorluchtige Grieken en Romeinen” van Plutarchus. Hij was lid van het Koninklijk Nederlandsch Instituut, van de Maatschappij van Nederlandsche Letterkunde te Leiden, van het Utrechtsch Genootschap en ridder der Orde van den Nederlandschen Leeuw, en overleed te Franeker den 3den December 1826.

< >