Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Troja

betekenis & definitie

Troja of Troje, ook Ilion genaamd, de hoofdstad van het aloude volk der Trojanen of Troërs in het landschap Troas (zie aldaar), lag nabij den voet van het Ida-gebergte, in of bij de kustvlakte van de Scamander (Menderes), was door zware, volgens de sage door Apollo en Poseidon (Neptunus) gebouwde wallen omgeven en werd daarenboven door den op eene hoogte gelegen burgt Pergamum beveiligd, alwaar zich al de tempels, inzonderheid het Palladium, een aan Pallas (Minerva) gewijde tempel, bevonden.

Volgens het algemeen aangenomen gevoelen werd Troja in 1184 (volgens andere in 1127) vóór Chr. door de Grieken verwoest (zie Trojaansche Oorlog). Men zoekt de plaats, waar dit aloude Troja zich verhief, nu eens op de rotsen van Boenarbasji, dan weder bij Hissarlyk; doch P. Hercher heeft in zijn geschrift: „Ueber die Homerische Ebene von Troja (1876)” aangetoond, dat de voorstelling van Homerus een dichterlijk tafereel is, hetwelk met de werkelijkheid niets te maken heeft. Een nieuw Aeolisch Troja verrees vervolgens in Hissarlyk; het beteekende weinig onder de heerschappij der Lydiërs en Perzen, maar bereikte een hoogen trap van bloei onder de Diadochen-vorsten en onder de Romeinen.

< >