Tets van Goudriaan (Arnold Willem Nicolaas van), een Nederlandsch staatsman, geboren in 1771 en overleden te ’s Gravenhage den 5den Januarij 1837, studeerde en promoveerde te Leiden in de regten, bekleedde daarna een ambt te Dordrecht, doch wijdde zich in 1796 uitsluitend aan de regtspractijk. Na de afschudding van het Fransche juk zag hij zich den 1sten Januarij 1814 benoemd tot commissaris-generaal van het departement der Monden van de Maas en nam Gorinchem in bezit. Kort daarna werd hij staatsraad in buitengewone dienst en gouverneur van NoordHolland, en in Mei 1828 minister van Financiën. Hij bekleedde die betrekking in moeijelijke tijden met groote bekwaamheid en onderscheidde zich door zijne welsprekendheid.
Hij ontving het grootkruis der Orde van den Nederlandschen Leeuw en was president van het amortisatie-syndicaat, van het burgerlijk pensioenfonds en van het bijbelgenootschap. Als minister moest hij aanstonds eene tienjarige staatsbegrooting voordragen, en van zijne eerste voordragt voor de gewone en tienjarige dienst werd de laatste verworpen, doch de daarna gewijzigde en in 1829 ingediende goedgekeurd. Hij bezat eene ongemeene schranderheid om de schatkist op de minst drukkende wijze te vullen en herstelde daardoor in korten tijd het geschokte staatscrediet; daarenboven was hij ver verwijderd van alle stijfzinnigheid, zoodat hij zich steeds bereid betoonde, van dwalingen terug te komen. Meermalen echter verdedigde hij zijne gevoelens met schitterend talent en behaalde gewoonlijk de overwinning.