Tencin (Claudine Alexandrine Guérin de), eene Fransche schrijfster, geboren te Grenoble in 1681, ontvlugtte in 1714 uit een klooster naar Parijs, verkreeg aldaar door hare schoonheid en door de gaven van haren geest invloedrijke vrienden, nam deel aan staats- en liefdes-intrigues, leefde achtervolgens op vertrouwelijken voet met d’Argenson, Bolingbroke, den maarschalk Uxelles, den speculant Law en anderen en trok daaruit voor haar zelve en voor hare bloedverwanten aanmerkelijke voordeelen. Eén der onwettige kinderen, door haar te vondeling gelegd, was d’Alembert. Zij vervulde eene belangrijke rol bij den strijd tegen de Jansenisten, jegens welke zij zeer vijandig gezind was. Toen voorts in 1726 één harer minnaars gedood was in een duel, waartoe zij de aanleiding had gegeven, werd zij in de bastille opgesloten.
Daarna was haar salon de vergaderplaats der aanzienlijken en letterkundigen te Parijs. Zelve schreef zij: „Le siège de Calais (1739)", — „Mémoires du Comte de Comminges (1735)”, enz., en hare „Oeuvres” zijn bij herhaling uitgegeven. Zij overleed te Parijs den 4den December 1749.