Guérin (Pierre Narcisse, baron), een van de beste historieschilders der nieuwe Fransche school, geboren te Parijs den 13den Mei 1774, was een leerling van Regnault en wekte het eerst de opmerkzaamheid door zijne schilderij: „De offerande voor het standbeeld van Aesculapius", naar eene idylle van Geszner (thans in het Louvre). Daarna schilderde hij „Geta, door zijn broeder Caracalla omgebragt", — vervolgens „Coriolanus”, en in 1800 zijn „Marcus Sextus”, die hem grooten roem bezorgde. Zijn volgend doek was „Hippolytus en Phaedra (1802)”. Daarna begaf hij zich naar Italië en keerde in 1806 naar Frankrijk terug, waar hij het voortreffelijk tafereel „Napoleon, vergiffenis schenkend aan de oproerlingen te Cairo”, schilderde.
Op de tentoonstelling van 1810 bevond zich zijne uitmuntende „Andrómache”, alsmede zijn „Céphalus en Aurora”, — en op die van 1817 zijne „Dido” en zijne hooggeroemde „Clytemnestra”. In 1819 werd hij lid der Kunst-Académie, en in 1821 directeur der Fransche schilderschool te Rome. Zijne wankelende gezondheid noodzaakte hem echter, deze betrekking weldra neder te leggen. In 1824 werd hij baron, en later ging hij weder naar Rome, waar hij den 16den Julij 1833 overleed. Zijne stukken onderscheiden zich door een edelen stijl en door zuiverheid van teekening. — Paulin Guérin, geboren den 25sten Maart 1783 en overleden den 19den Januarij 1854, was desgelijks een verdienstelijk Fransch historieschilder. „Kain na het vermoorden van Abel” wordt voor zijn beste stuk gehouden. Ook zijn „Anchises en Venus” wordt zeer geroemd. Beide stukken bevinden zich in het Luxembourg.
