Telescoop (De), ook wel katoptrische verrekijker en veelal spiegeltelescoop genoemd, is een astronomisch werktuig tot waarneming van hemelligchamen en van verschijnselen aan het uitspansel. Hij bestaat hoofdzakelijk uit eene buis, waarin zich een spiegel bevindt, Welke het beeld van het verwijderd voorwerp terugkaatst, waarna men dat beeld door middel van vergrootglazen waarneemt. Het denkbeeld, om zulk een werktuig zamen te stellen, is het eerst geopperd door Mersenne in Frankrijk, waarna het eerste ontwerp tot een telescoop in 1663 geleverd werd door James Gregory te Londen, terwijl Newton in 1668 zulk een instrument vervaardigde. De spiegeltelescopen vonden echter eerst veel later algemeenen bijval, omdat het slijpen van goede spiegels groote moeijelijkheden oplevert.
De telescoop van Newton bestaat uit eene buis, op wier bodem zich een holle spiegel bevindt, die het beeld terugkaatst naar een tweeden spiegel, naar de zijde der opening van de buis onder een hoek van 45° geplaatst, zoodat deze laatste het beeld terugkaatst naar den wand van de buis, in welke ter behoorliike plaats eene opening is gemaakt voor het oculair. In den telescoop van Gregory bevindt zich in het midden van den hollen spiegel op den bodem der buis eene ronde opening voor het oculair, en met dit laatste aanschouwt de waarnemer het beeld, hetwelk door een tweeden, kleineren hollen spiegel, evenwijdig aan den eersten, onder zijn bereik wordt gebragt. De telescoop van Cassegrain onderscheidt zich van den voorgaanden alleen daardoor, dat de kleine holle spiegel vervangen is door een bollen spiegel, — en in den telescoop van Herschel heeft de groote holle spiegel een schuinschen stand, zoodat hij het beeld terugkaatst naar den rand van de opening der buis, alwaar dan ook het oculair ter waarneming is aangebragt, zoodat de waarnemer den rug keert naar het hemelligchaam, dat hij beschouwen wil. Door de uitvinding der achromatische verrekijkers zijn de kleine spiegeltelescopen, bepaaldelijk die van Gregory en Cassegrain, nagenoeg verdrongen, daar zij lastig zijn in het gebruik en de spiegels ligt hunnen glans verliezen. De grootste achromatische objectieven, welke men tot nu toe vervaardigd heeft, bezitten eene middellijn van 70 Ned. duim, terwijl de spiegel van den grooten telescoop (121/2 Ned. el lang) van Herschel er eene had van 1,3 Ned. el.
Rosse vervaardigde vervolgens een telescoop ter lengte van 16l/2 Ned. el met eene middellijn van nagenoeg 2 Ned. el, — en Lasset plaatste in Sandfieldpark bij Liverpool en later op Malta een Newtoniaanschen telescoop met een hollen spiegel, die eene middelijn bezit van 1,33 Ned. el en een brandpuntsafstand van 12 Ned. el. Eene betere toekomst is voor de spiegeltelescopen geopend door de uitvinding van Liebig, om glas met eene zeer dunne en voor zuivere polijsting vatbare zilverlaag te bedekken, welke de lichtstralen veel volkomener terugkaatst dan de vroeger gebezigde spiegels. Steinheil en Foucault hebben met gewenscht gevolg van deze uitvinding gebruik gemaakt. Nadat de holle spiegels uit de fabriek van St. Gobain in de werkplaats van Secretan eene volkomen bolle gedaante hadden verkregen, wist Foucault ze eigenhandig zoodanig te polijsten, dat hunne gedaante overeenkwam met die eener omwentelingsparaboloïde, waardoor de fout der sphaerische aberratie verholpen werd. Daarop werd de gepolijste spiegel volgens de methode van Liebig verzilverd. De beelden, door zulke spiegels geleverd, zijn zeer zuiver en kunnen eene aanzienlijke versterking van het oculair verdragen, zoodat de instrumenten van Foucault veel geringere afmetingen hebben dan andere van gelijk vermogen. Zijne telescopen zijn voorts vervaardigd in den trant van die van Newton. Het oculair is een achromatische microscoop, maar de tweede spiegel vervangen door een regthoekig prisma, op welks grootste oppervlakte eene volkomene terugkaatsing plaats grijpt. bij den telescoop is voorts de inrigting van den standaard of het onderstel van belang, waarop hij rust. Voor gewone waarnemingen vergenoegt men zich met een driepootig statief, voorzien van eene noot, waarop het instrument wordt vastgeschroefd, zoodat men het in alle rigtingen bewegen kan. Dit is echter voor zeer naauwkeurige waarnemingen niet voldoende, zoodat men daarbij een toestel bezigt, dien men door middel van micrometerschroeven zeer zacht in verticale en horizontale rigting bewegen kan. Ook plaatst men den kijker evenwijdig aan de as der Aarde en doet hem door middel van een uurwerk regelmatig in een etmaal omdraaijen, zoodat hij steeds gerigt blijft op hetzelfde punt des hemels. De beste onderstellen zijn die, welke door Fraunhofer werden vervaardigd. De deugdelijkheid van een kijker is niet gelegen in de vergrooting, maar in de scherpte der omtrekken van het beeld. Men kan haar op verschillende wijzen beproeven, vooral door het waarnemen van zwarte Iijnen op een witten achtergrond. De sterrekundige echter vergewist zich van de deugd van een kijker door te zien, met welke duidelijkheid bepaalde dubbelsterren, nevelvlekken enz. zich door het instrument aan zijn oog vertoonen. De vergrooting, welke men bij een telescoop aanbrengt, heeft hare grenzen; zelden toch is in onze streken de dampkring zuiver en kalm genoeg om eene meer dan 900-voudige vergrooting te bezigen. Zie voorts onder Verrekijker.