Spaarbanken zijn inrigtingen, waar minvermogende burgers hunne spaarpenningen zelfs tot een gering bedrag tegen matige rente kunnen beleggen. Zij zijn dus bijzonder geschikt, de geringere klassen der maatschappij tot werkzaamheid en spaarzaamheid op te wekken. Bij een goed beheer kan zoodanige inrigting tevens eenig voordeel behalen, hetwelk gebezigd wordt tot het vormen van een reserve- of waarborgfonds.
Men meent, dat eene der eerste spaarbanken in 1778 te Hamburg is opgerigt, en in ons Vaderland heeft in deze eeuw vooral de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen zich beijverd, overal spaarbanken te doen verrijzen. Daarenboven heeft men in den jongsten tijd maatregelen genomen of beraamd om post- of school spaarbanken op te rigten. — Voorts heeft men hier en daar spaarkassen gevormd, gewoonlijk met het doel, in tijd van ruime verdiensten gelegenheid te geven aan daglooners, om iets ter zijde te leggen voor den winter.