Onder dezen naam vermelden wij eenige Vorstinnen, te weten:
Sophia Alexejewna, eene Russische grootvorstin, geboren den 7den September 1657. Zij was eene dochter van czaar Alexei Michaëlowitsj uit zijn eerste huwelijk met Maria Miloslawska en alzoo eene halfzuster van Peter de Groote en eene volle zuster van czaar lwan.
Haar naam is berucht in de Russische geschiedenis wegens hare talrijke listen, lagen en zamenzweringen tegen Peter de Groote. Deze deed haar eindelijk in 1689 in een klooster opsluiten, waar zij den 3den Junij 1704 overleed.
Sophia Dorothea, prinses von Ahlden, geboren den 15den September 1666 en de éénige dochter en allodiale erfgename van Willem van Brunswijk-Luneburg Geile.
In 1682 trad zij in het huwelijk met den erfprins Georg Lodewijk van Hannover (later als Georg I koning van Engeland). Hoewel zij zoowel door gaven van geest als door schoonheid van ligchaam uitmuntte, was zij niet in staat, haar gemaal duurzaam aan zich te verbinden. Nadat zij hem een zoon (later Georg II) en eene dochter (Sophia Dorothea, later de gemalin van Friedrich Wilhelm I, koning van Pruissen) geschonken had, ondervond zij niet alleen van hem eene ruwe bejegening, maar was ook blootgesteld aan de geheime vervolgingen van zijne bijzit, de gravin von Platen. Graaf Philipp Christoph von Königsmark, de broeder van gravin Aurora von Königsmark en generaal in Saksische dienst, door innig medelijden met de rampzalige Vorstin bewogen, wist haar vertrouwen te winnen en deed haar het voorstel om te vlugten. Toen hij evenwel op een avond (1 Julij 1694), door een briefje van de gravin von Platen naar de vertrekken van Sophia Dorothea gelokt, deze verliet, werd hij in den gang door betaalde moordenaars in tegenwoordigheid van den Keurvorst omgebragt, zijn lijk in een voorvertrek verborgen en de Prinses in hechtenis genomen. Hoewel het naauwkeurigst onderzoek bij haar geenerlei schuld kon ontdekken, deed haar gemaal nog in datzelfde jaar de scheiding uitspreken en verbande haar naar het kasteel Ahlden, waar zij na eene 32-jarige gevangenschap den 13den November 1726 overleed. Met waardigheid droeg zij haar ongelukkig lot en bleef tot het laatst toe hare onschuld betuigen.
Sophia, Charlotta, koningin van Pruissen, bijgenaamd „de Wijsgeerige”, geboren den 20sten October 1668 in het kasteel lburg bij Osnabrück. Zij was de dochter van hertog (later keurvorst) Ernst August van Hannover en van de schoone en begaafde Pfalzgravin Sophia (eene dochter van Frederik V en van de Engelsche prinses Elizabeth, die de kroon van Groot-Brittanje aan het Huis Hannover bezorgde), woonde geruimen tijd bij hare tante, de beroemde Pfalzgravin Elizabeth Charlotta, waar zij niet alleen haar kunstsmaak ontwikkelde, maar ook door omgang met Leibniz hare aandacht op wijsgeerige onderwerpen vestigde. Zij trad in 1684 in het huwelijk met den keurprins Frederik van Brandenburg (later koning Frederik I van Pruissen), schonk hem slechts één zoon (later koning Friedrich Wilhelm I), leefde aan het weelderig Hof van haar gemaal slechts voor de bevordering van kunst en wetenschap, riep Leibniz naar Berlijn en deed het kasteel Charlottenburg verrijzen, waar zij hare eigene hofhouding had. Zij overleed te Hannover den 1sten Februarij 1705.
Sophia Dorothea, de dochter van de voorlaatste en de nicht van de voorgaande.
Zij werd geboren in 1687, trad in November 1706 in het huwelijk met Friedrich Wilhelm, kroonprins van Pruissen, schonk hem eenige zonen, van welke de derde als Frederik de Groote een beroemden naam verwierf in de geschiedenis, helde sterk over tot eene naauwere aansluiting aan Engeland, kwam daardoor in botsing met haar Oostenrijkschgezinden gemaal, die haar met ruwheid behandelde, vestigde zich na den dood van dezen op het kasteel Mon Bijou te Berlijn en overleed aldaar den 27sten Julij 1757.
Sophia, aartshertogin van Oostenrijk, geboren den 27sten Januarij 1805. Zij was de dochter van den overleden koning Maximiliaan I van Beijeren en tweelingzuster van Maria, koningin van Saksen, trad in 1824 in het huwelijk met aartshertog Frans Karel van Oostenrijk en overleed den 28sten Mei 1872. Zij was de moeder van den tegenwoordigen Keizer van Oostenrijk en de begunstigster der uitramontanen.
Sophia Frederika Mathilda, koningin der Nederlanden, geboren den 3den Junij 1818.
Zij was eene dochter van wijlen Willem I, koning van Würtemberg en van diens tweede gemalin Catharina Pawlowna (eene dochter van czaar Paul I van Rusland). Zij ontving eene uitmuntende opvoeding, wijdde zich met uitstekend gevolg aan de beoefening der letteren, zoodat zij zich met groot gemak in de meeste Europésche talen wist uit te drukken en Alexander van Humboldt haar de meest ontwikkelde der Europésche Vorstinnen noemde, en trad op den 18den Junij 1839 in het huwelijk met den Kroonprins der Nederlanden (later koning Willem III). Het Huis in ’t Bosch te ’s Gravenhage was haar gewoon zomerverblijf, en zoowel de vermaardste Nederlandsche letterkundigen als de beroemdste geleerden uit het buitenland vonden er een gastvrij onthaal, terwijl zij tevens door hare weldadigheid getuigenis gaf van een edel hart. Zij overleed te 's Gravenhage, door velen diep betreurd, op den 7den Junij 1877.