Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Smollett

betekenis & definitie

Smollett (Tobias Georg), een verdienstelijk Engelsch roman- en geschiedschrijver, geboren in 1721 te Dalquhurn House bjj Renton in Schotland, studeerde te Glasgow en werd scheepsheelmeester aan boord van een linieschip, dat in 1741 naar West-Indië stevende. Na velerlei wederwaardigheden nam hp zjjn ontslag, keerde in 1746 naar Engeland terug en betrad er de dichterlijke loopbaan met zijne „Tears of Scottland”, waarin h(j de wreedheden der regéringstroepen in de Hooglanden na den slag bij Culloden aan de kaak stelde. Hjj woonde meestal te Londen, volbragt onderscheidene reizen naar Frankrjjk en Italië, en overleed te Livorno den 20*ten October 1771. Van zjjne geschriften, o. a. uitgegeven door Browne (1873, 6dln)”, vermelden wjj: „History of England (1758, 4 dln)”, en de veelal koddige of humoristische romans: „Roderiek Random”, — „Peregrine Pickle (1751)”, — „Ferdinand Count Fathom (1753)”, — „Sir Lancelot Greaves(1762)”, — en „The expedition of Humphrey Clinker(1771, 3 dln)”.

Smout (Adriaan Jorisz.) of Smoutius, een berucht ijveraar tegen de Remonstranten, studeerde te Leiden in de theologie, werd in 1604 predikant te Rhoon en Pendreeht, in 1609 te Delfshaven, voerde een heftigen strjjd tegen den Rotterdamschen predikant Nicolaas Qtremnckhoven en zag zich in 1620 beroepen te Amsterdam, maar ijverde hier zoo geweldig van den kansel tegen de Remonstranten en tegen de regéring, dat hij van burgemeesters de aanzegging ontving, de stad binnen 24 uur te verlaten. Hp vertrok toen naar Rotterdam, alwaar hij in 1646 overleed. Het is bekend, dat Vondel hem met den geesel der satyre duchtig kastijdde. Van zpne geschriften vermelden wij: „Bode met twee seyndtbrieven, Prosperi ende Hilarii, aan Augustinum; van de overblijfselen van de ketterpe der Pelagianen (1608)”, — „Eendracht van over vyftich schriften tegen ’t Pelagiaansdom (1609)”, — „Schriftuurlic Ja over de vraghen of de leerpoincten, die ten huydighen daghe in geschil getrocken worden, het fundament der saligheyt raken ofte niet (1613)”, — „Onse Vader enz. (1618)”, — en „M. Grevinckhovius heautontimorumenos etc. (1617)”.

Smyrna, in het Turksch Ismir, de hoofdstad van het Aziatisch-Turksch ejaleet Aïdin (Ismir) en de aanzienlpkste koopstad van Rlein-Azië, ligt aan de evenzoo genoemde Golf, een gedeelte der Aegésche Zee, dat ter diepte van 75 Ned. mijl inspringt in het land. De stad is amphitheatersgewjjs gebouwd, rondom een berg, op wiens top zich de overblijfselen van een middeneeuwsch kasteel verheffen. Het inwendige van Smyrna beantwoordt weinig aan zijn indrukwekkend voorkomen uit de verte. Behalve de Frankenwpk, het fraaiste gedeelte, uitsluitend door Christenen bewoond, heeft men er de wijk der Grieken en die der Armeniërs, terwijl in de Bovenstad slechts Turken gevestigd zjjn; in dit laatste gedeelte heeft men hoofdzakeljjk naauwe, steile straten en stegen en ellendige houten huizen. Tusschen de Boven- en Benedenstad ligt de vervallen Jodenwijk. Smyrna is de zetel van den gouverneur-generaal der provincie, van een R. Katholieken, Griekschen en Armenischen aartsbisschop, van talrijke consuls, van eene handelsregtbank en van eene wisselbank. Men vindt er eenige weinig beteekenende en slordig onderhouden forten, vele moskeeën, onderscheidene kerken en kloosters, eenige Protestantsche kapellen in de huizen van consuls, eenige synagogen, eene evangelische school, Grieksche kostscholen, eene Armenische school, eene Duitsche meisjesschool, 3 Fransche scholen, eenige Engelsche colléges en andere inrigtingen van onderwijs, —voorts: hospitalen, vondelings- en weeshuizen, magazijnen, karavanserai, baden enz. De nijverheid is er niet van groot belang; zij bepaalt zich vooral tot de vervaardiging van tapijten, van zjjden, wollen en katoenen stoffen, aardewerk, leder, sigaren enz., terwijl er in den jongsten tijd ook machinenfabrieken en ijzergieterijen verrezen zjjn.

Van groot belang is er daarentegen de handel; tot de uitvoer artikelen belmoren er: katoen, zuidelijke vruchten (rozijnen en vjjgen), graan, gal-appels, droogerijen, opium, meekrap, tapijten, olie, huiden, zoethout, tabak en wijn, — en tot de invoer-artikelen: laken, katoenen stoffen, papier, porselein, glas, sieraden, galanterieën, rum en koloniale waren. In 1876 bedroeg de waarde van den uitvoer 1153/4de en die van den invoer 7iy2 millioen francs. De haven van Smyrna is met nagenoeg alle koopsteden der Middellandsche Zee door een dageljjksch stoombootverkeer verbonden. Ook heeft men er een telegraphisch bureau, en er zjjn spoorwegen aangelegd naar Aïdin, Manissa en Alasjér. De bevolking, een mengsel van allerlei natiën, wordt er geschat op 170000 zielen. Van deze belijdt een derdedeel de Mohammedaansche godsdienst, — voorts zjjn er 10tot 15000 Israëlieten, en voor ’t overige Grieken, Armeniërs, Franschen, Hongaren, Engelschen, Duitschers, Italianen enz. — Smyrna is vermoedelijk eene kolonie der Ephesiërs, behoorde aanvankelijk aan de Aeoliërs en kwam in 688 vóór Chr. in handen der Ioniërs.

In 639 werd de stad door Alyattes, koning van Lydië, vernielden bleef langer dan 4 eeuwen een puinhoop, totdat Antigonus 20 stadiën ten noordwesten van de oude stad een nieuw Smyrna stichtte, dat, voorzien van eene uitmuntende haven, zich eerlang tot eene der rjjkste koopsteden van Azië ontwikkelde. Nadat het reeds bij de verovering door Dólabélla veel geleden had, werd het in 178 of 180 na Chr. nog vreeseIjjker geteisterd door eene aardbeving, maar door Meereus Awelius weder opgebouwd. Smyrna droeg er roem op, de geboorteplaats van Homerus te wezen, en deed te zjjner eer een prachtig gebouw verrijzen. Het Christendom verbreidde er zich met groote kracht. Onder de Byzantijnsche Keizers waren de lotgevallen der stad zeer verschillend. In 1083 werd zij door den zeeroover Tzachas ingenomen; de Byzantjjners heroverden haar, doch moesten haar in 1402 op nieuw prijs geven .aan Tamerlan; in 1424 echter, onder Moerad II, kwam zij voor goed onder de heerschappij der Turken.

< >