Slaven-oorlogen werden door de Romeinen in Italië tegen het einde van het tijdperk der Republiek bij herhaling gevoerd tegen hunne talrijke slaven, die door eene harde behandeling tot opstand waren aangespoord. De eerste barstte uit in 138 vóór Chr. te Enna op Sicilië en breidde zich uit over het geheele eiland. Onder het bevel van den Syriër Eunus, die zich koning Antíochus noemde, en van den Ciliciër Kleon bragten de slaven de nederlaag toe aan vier Romeinsche praetors (138-135), voorts in de beide volgende jaren aan twee consuls, waarna zij, door dien voorspoed aangemoedigd, 200000 man onder de wapens hadden. Eerst in 132 maakte de consul P. Rutilius een einde aan den strijd door de verovering van Tauromenium en Euna, waarop de gevangen genomen slaven gedeeltelijk gekruisigd en gedeeltelijk van de rotsen geworpen werden.
Omstreeks tenzelfden tijd ontstonden te Rome, Minturnae, Sinuessa, in Attica en op het eiland Delos slavenopstanden, en ook de oorlog in Azië tegen Aristónicus (131-129) geleek op een slavenoproer, daar laatstgenoemde de slaven ten strijde riep. — De tweede Slaven-oorlog nam in 103 wederom op Sicilië een aanvang, omdat de stadhouder uit inschikkelijkheid jegens de slavenhouders weigerde, eene verordening van den Senaat ten uitvoer te leggen, volgens welke aan eene zekere klasse van slaven de vrijheid, hun ten onregte ontroofd, zou worden teruggegeven. Ook deze oorlog erlangde onder aanvoering van de koningen Thryphon en Athenion een grooten omvang en werd eerst in het jaar 100 na talrijke nederlagen der Romeinen door den proconsul P. Rupelius tot een goed einde gebragt. — De derde Slaven-oorlog, gewoonlijk de gladiatoren-oorlog geheeten, barstte uit in 75 vóór Chr. in Italië en duurde tot 71. Zie onder Spartacus.