Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Ségur

betekenis & definitie

Ségur is de naam van een adellijk geslacht in Frankrijk; het behoorde tot de Protestanten en had in de Religie-oorlogen veel te lijden. Van de leden van dit geslacht vermelden wij:

Philippe Henri, markies de Ségur-Ponchat, geboren den 20sten Januarij 1724, In de oorlogen van Lodewijk XV werd hij bevorderd tot generaal, verkreeg vervolgens het opperbevel over een armeekorps in Franche Comté en zag zich in 1780 onder Lodewijk XVI benoemd tot minister van Oorlog. In die betrekking organiseerde hij de ligte artillerie en den generalen staf. Nadat hij in 1783 tot maarschalk was benoemd, legde hij in 1787 de portefeuille neder, en overleed den 8sten October 1801.

Louis Philippe, graaf de Ségur d'Aguesseau, een zoon van den voorgaande en geboren te Parijs den 10den December 1753. Hij nam als kolonel deel aan den Amerikaanschen vrijheidsoorlog en vertrok in 1783 als gezant naar Petersburg. Bij den aanvang der Revolutie keerde hij naar Frankrijk terug, werd lid der Nationale Vergadering en maréchal de camp, en begaf zich in 1792 als Fransch gevolmagtigde naar het Pruissische Hof. Na de teregtstelling des Konings nam hij zijn ontslag uit de staatsdienst en toefde gedurende het Schrikbewind in afzondering te Châtenay bij Sceaux. Als vruchten van zijn ledigen tijd verschenen: „Théâtre de l’hermitage (1798, 2 dln)”, — en „Tableau historique et politique de l’Europe de 1786—1796, contenant l’histoire de Frédéric-Guillaume II (1810, 3 dln; 5de druk 1828)”. Ten tijde van het Consulaat was hij lid van het Wetgevend Ligchaam, daarna van den Staatsraad en sedert 1803 van het Instituut.

Napoleon benoemde hem later tot graaf en ceremoniemeester en in 1813 tot senator. Lodewijk XVIII begiftigde hem bij de eerste Restauratie met de waardigheid van pair, doch daar de Ségur gedurende de Honderd Dagen de zijde van Napoleon koos, herkreeg hij den pairszetel eerst in 1818. Hij overleed den 27sten Augustus 1830. Eene keurlezing uit zijne geschriften verscheen onder den naam van: „Oeuvres” in 1824 tot 1830 in 33 deelen. Belangrijk zijn ook zijne „Mémoires, souvenirs et anecdotes (1825—1826, 3 dln; 2de druk 1859)”.

Joseph Alexandre, graaf de Ségur, een broeder van den voorgaande en geboren te Parijs in 1756. In 1788 werd hij maréchal de camp en zuchtte gedurende de Revolutie geruimen tijd in den kerker. Hij overleed te Bagnères den 27sten Julij 1805. Hij gaf onderscheidene blijspelen in het licht, alsmede: „Correspondance secrète de Ninon de l’Enclos (1790)”, — „La femme jalouse (1791)”, — en „Les femmes, leur condition et leur influence dans l’ordre social (1803, 2 dln; 2de druk 1835, 2 dln)”, — benevens „Oeuvres diverses (1819)”.

Paul Philippe, graaf de Ségur, een zoon van graaf Louis Philippe (zie boven). Hij werd geboren den 4den November 1780, trad in 1796 als gewoon hussaar in dienst, nam deel aan den veldtogt van Moreau in Beijeren en aan dien van Macdonald in Graauwbunderland, zag zich in 1802 bij den generalen staf geplaatst, knoopte in 1805 onderhandelingen aan met Mack omtrent de overgave van Ulm, geraakte in den Poolschen veldtogt krijgsgevangen bij de Russen, werd door den Vrede van Tilsit op vrije voeten gesteld, en verwierf in Spanje bij de bestorming der hoogten van Somosiërra den rang van kolonel. Nadat hij de catastrophe van 1812 als brigade-generaal in het gevolg van Napoleon had bijgewoond, organiseerde hij in het begin van den veldtogt van 1814 het 5de regiment der gardes d’honneur en ontving na den val van Napoleon uit de handen van Lodewijk XVIII het opperbevel over de kavallerie, uit de overblijfselen der oude garde gevormd. Daar hij gedurende de Honderd Dagen zich op bevel van Napoleon belast had met de betrekking van chef van den generalen staf bij het leger, bestemd tot dekking van de Rijn, keerde hij na de tweede Restauratie tot het ambteloos leven terug en schreef zijne „Histoire de Napoleon et de la grande armée pendant 1812 (1824, 2 dln; 16de druk 1852)”. In 1830 werd hij lid der Académie. Na de Julij-omwenteling kwam hij weder in werkelijke dienst, werd in 1831 tot luitenant-generaal en tot pair benoemd, en overleed den 25sten Februarij 1873. Ook leverde hij eene „Histoire de Russie et de Pierre le grand (1829, 2 dln)”, — en eene „Histoire de Charles VIII (1835, 3 dln; 2de druk 1842)”, grootendeels ontleend aan de letterkundige nalatenschap van zijn vader. Van hem verscheen nog na zijn dood: „Histoire et mémoires, periode de 1789 à 1848 (1873, 8 dln)”.

< >