Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Schlagintweit

betekenis & definitie

Schlagintweit is de naam van vijf gebroeders uit München, die door hunne reizen en wetenschappelijke nasporingen grooten roem hebben verworven. De oudste drie, Hermann, Adolf en Robert, werden in 1858 door den Koning van Beijeren in den erfelijken adelstand opgenomen. Hermann, geboren den 13den Mei 1826, en Adolf, geboren den 26sten Januarij 1829, maakten zich in 1846—1853 bekend door hun onderzoek van verschillende natuurverschijnselen in de Alpen, opgenomen in hunne „Untersuchungen über die physikalische Geographie der Alpen (1850)” en „Neue Untersuchungen über die physikalische Geographie und Geologie der Alpen (1854)”, waarin zich ook een geschrift van Robert, geboren den 27sten October 1837, over de geologie van het Kaisergebergte bevindt. Ook bezorgde hij reliéfs van den Monte Rosa enz., waarnaar uitmuntende photographische kaarten (1854) vervaardigd werden.

In 1851 vestigde zich Hermann te Berlijn als privaatdocent in de natuur- en dampkringskunde, en in 1853 Adolf te München als privaatdocent in de geologie. Kort daarna ontvingen de drie broeders door tusschenkomst van Alexander von Humboldt van wege den Koning van Pruissen en van de Britsch-Oost-Indische Compagnie de opdragt, eene wetenschappelijke reis te volbrengen in Indië en in het Himalayagebergte, inzonderheid ter bepaling der magnetische kromme lijnen in het binnenland van Indië, alsmede tot het volbrengen van meteorologische waarnemingen, geologische en geognostische werkzaamheden en plaatsbepalingen. Den 20sten September 1854 scheepten zij zich in naar Egypte, bereikten Bombay tegen het einde des jaars, doorkruisten te zamen of afzonderlijk Dekan en begaven zich in Februarij 1855 naar Madras en vervolgens naar Calcoetta. Vanhier vertrokken Adolf en Robert op den 25sten Maart 1855, bereikten over Patna, Benares, Allahabad en Fatighar de noordelijke provinciën en bepaalden zich hier bij het onderzoek der bergpassen over den voornaamsten kam der Himalayaketen, welke zij tot in Chineesch Tibet onderzochten. Op den Ibi Gamin bereikten zij de hoogte van 6788 Ned. el boven de oppervlakte der zee. Daarop begaf Robert zich naar Centraal-Indië en wel naar het schier ontoegankelijk Amarkantakgebergte, — terwijl Adolf zich langs het dal der Godavey naar de zee spoedde, om vervolgens over te steken naar Madras en vanhier zuidelijk Indië tot aan Tritsjinapalli en het Nilgherri-gebied te onderzoeken. Hermann, den 5den April van Calcoetta vertrokken, had zich inmiddels noordwaarts naar Dardsjiling in Sikkim begeven en was vandaar naar Assam gereisd tot digt bij de plaats, waar de Bramahijoetra zich zuidwaarts wendt. Nadat de drie broeders te Simla bijeengekomen waren, verlieten zij elkander weder in Julij 1856, om in het westelijk gedeelte der Himalaya-keten en Tibet door te dringen.

Terwijl Hermann en Robert zich naar Le in Ladak begaven en vanhier vermomd de Karakorum-keten en daarna het Koeënloengebergte overschreden, trok Adolf naar den bovenloop van de lndus, om aan het westelijk gedeelte van Tibet (Balti) zijne aandacht te wijden. In November 1856 vereenigden de drie broeders zich weder te Rawal-Pindi aan de Indus, doch gingen kort daarna weder uiteen. Robert trok door het stroomgebied van de Indus en scheepte in het voorjaar van 1857 zich in naar Europa. Hermann bezocht Nepal en ging vervolgens naar Calcoetta, vanwaar ook hij zich over Ceylon naar Europa begaf, in Egypte Robert aantrof, en met dezen den 8stenn Juli 1857 te Triest aan wal stapte. Adolf was voornemens, nog een jaar te wijden aan een verder onderzoek van Tibet en Toerkistan; hij ging van Rawal-Pindi naar Le, overschreed de Karakorum- en de Koëenloen-keten, bereikte in het begin van Augustus de omstreken van Jarkand, werd hier in hechtenis genomen, naar Kasjgar gebragt en aldaar den 26sten Augustus 1857 op last van den gebieder des lands gedood. Hermann en Robert vestigden zich eerst te Berlijn, kochten vervolgens het kasteel Jagersburg bij Forchheim en bragten aldaar hunne verzameling voor natuurlijke historie en volkenkunde in orde, welke in Mei 1877 op last van koning Lodewijk II van Beijeren naar den burgt te Nürnberg werd overgebragt.

Voorts gaven zij hunne „Results of a scientific mission to India and High-Asia (1860—1864, 4 dln met atlas)” in het licht. Hunne verdiensten werden door onderscheidene eereblijken erkend. Hermann, de eerste Europeaan, die over den Koeënloen is getrokken, ontving in 1864 den eernaam Sakülünski, schreef: „Reisen in Indien und Hochasien (1869—1872, 3 dln)” en leverde onderscheidene verhandelingen in de Werken der Académie van Wetenschappen in Beijeren. Robert begaf zich in het laatst van 1878 op reis naar Noord-Amerika en schreef: „Die Pacific-Eisenbahn (1870)”, — „Kalifornien (1871)”, — „Die Mormonen (2de druk 1877)”, — en „Die Prairiën (1876)”. — Een vierde broeder. Eduard genaamd en geboren den 23sten Maart 1831, nam in 1860 als eersteluitenant deel aan de expeditie der Spanjaarden naar Marocco, schreef: „Der Spanisch-Marokkanische Krieg 1859—1860 (1863)”, en sneuvelde als kapitein op den lOden Julij 1866 bij Kissingen. — Een vijfde broeder, Emil geheeten en geboren den 7den Julij 1835, studeerde in de regten en legde zich tevens toe op de Indische talen. Hij schreef: „Die Erwerbung auf den Todesfall (1863)”, — „Buddhism in Tibet (1863)”, — „Die Könige von Tibet (1865)”, — „Die Gottesurtheile der Inder (1866)”, en een aantal verhandelingen in tijdschriften.

< >