Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 14-08-2018

Saksen. Ernestinische lijn

betekenis & definitie

Ten gevolge van de Wittenberger Capitulatie van 1547 behielden de zonen van den gevangen keurvorst Johan Frederik een aantal ambten, steden en burgten, en daarenboven erfde eerstgenoemde na het herkrijgen zijner vrijheid nog eenige van zijn kinderloos overleden broeder Johan Ernst van Coburg (1553). Toen één der 3 zonen overleed, verviel zijn deel aan de beide overigen, en zoo ontstonden de lijnen Weimar en Coburg. Nadat voorts één dezer beiden in 1567 in den rijksban gedaan was, kwamen de Ernestinische landen onder het beheer van Johan Willem (den derden broeder), doch deze moest reeds in 1572 het land van Coburg weder afstaan aan zijne twee neven, die nu de stichters werden der lijnen Coburg en Eisenach. De beide zonen van Johan Willem (van Weimar, + 1573) verdeelden het land niet, maar toen in 1602 de oudste van hen gestorven was, had er eene deeling plaats tusschen diens 4 zonen en hun oom, zoodat het Huis van Weimar nu gesplitst werd in de lijnen Altenburg en Nieuw-Weimar.

Nadat de lijnen Coburg en Eisenach uitgestorven waren, nam ook met Frederik Willem, een zoon van den jongste der 4 broeders, de lijn Altenburg een einde (1672). Hertog Johan van Weimar, de stamvader der hedendaagsche Ernestinische lijn, liet bij zijn dood (1605) acht zonen na: de oudste, Johan Ernst I, volgde hem op en stierf kinderloos (1626), — de tweede, Frederik, was in Nederlandsche dienst en sneuvelde bij Fleurus (1622), — de derde, Wilhelm, streed gelijk zijne broeders voor Frederik V van de Pfalz, geraakte in den slag bij Stadt-Loo in krijgsgevangenschap, doch keerde in 1625 naar Weimar terug, aanvaardde in 1629 het bewind, was een der eerste Duitsche Vorsten, die zich voegde bij Gustaaf Adolf van Zweden, doch sloot na den slag bij Nordlingen vrede met den Keizer en overleed in 1662, — de vierde, Albrecht, was van 1661—1629 regent der landen van Weimar, verkreeg Eisenach, en overleed in 1644, — de vijfde, Ernst de Vrome, was hertog van Gotha, — en de zesde, Bernhard, was de bekende held uit den Dertigjarigen Oorlog Toen door vererving ook Gotha en Eisenach aan de lijn Weimar waren vervallen, verdeelden Willem, Albrecht en Ernst onderling de Ernestinische landen (1640), en toen Albrecht in 1644 overleed, verviel zijn gebied aan de beide overigen, zoodat Eisenach bij Weimar werd gevoegd. Nog lang bleven dergelijke verdeelingen voortduren. Na het uitsterven der lijn Altenburg (1672) kwamen hare goederen aan Weimar en Gotha, — en de drie zonen van hertog Willem van Weimar vormden de lijnen Weimar, Eisenach en Jena, doch de goederen van laatstgenoemde twee keerden in 1690 en 1751 tot het stamhuis Weimar terug, waarin reeds in 1719 het regt van opvolging bij eerstgeboorte was vastgesteld. — De stichter der lijn Gotha, Ernst de Vrome, zag na het uitsterven der lijn Altenburg zijn gebied vergroot, en na zijn dood (1675) regeerden zijne 7 zonen eerst gemeenschappelijk, maar stelden vervolgens eene deeling vast, waarbij de oudste het grootste gebied, maar toch ook ieder der overigen een afzonderlijk gebied verkreeg. Op deze wijze ontstonden de lijnen: Gotha, gesticht door Frederik I, — Coburg, gesticht door hertog Albrecht (1680), — Meiningen, gesticht door hertog Bernhard (1681), — Römhild, gesticht door hertog Hendrik,— Eisenberg, gesticht door hertog Christiaan,— Hildburghausen, gesticht daar hertog Ernst, — en Saalfeld, gesticht door Johan Ernst. Inde jaren 1699—1710 namen de lijnen Coburg, Eisenach en Römhild een einde, maar de boedelscheiding had eerst in 1735 door tusschenkomst des Keizers plaats.

De vier overblijvende lijnen, door erfenis verrijkt, droegen van nu af de namen: Gotha, Meiningen, Hildburghausen en Coburg-Saalfeld. In 1806 traden de Ernestinische Hertogdommen met volle souvereiniteit toe tot den Vrede van Posen. In 1825 stierf de lijn Gotha uit, en verdeelden de overige 3 onderling haar gebied, zoodat zij zich nu noemden: hertog van Saksen-Altenburg, — van SaksenCoburgGotha, — en van Saksen-Heimingen-Bildburghausen, De Ernestinische Staten sloten in 1828 een handelsverdrag met het koningrijk Saksen, doch zeiden dit het volgende jaar op, om een Thüringsch tolverbond te stichten, hetwelk zich in het Duitsche Tolverbond oploste. In 1844 aanvaardden de Ernestinische hertogen het praedicaat „Hoogheid’". Zij erkenden in 1849 de Rijksgrondwet, maar moesten zich na de ontbinding van het Parlement te Frankfort aan den Bondsdag onderwerpenDe gezamenlijke Ernestinische landen tellen op 170,59 geogr. mijl 800000 inwoners; gezamenlijk onderhouden zij de universiteit te Jena.

< >