Rosellini (Ippolito), een Italiaansch beoefenaar der Oostersche talen, geboren te Pisa den 13den Augustus 1800, studeerde aldaar en vervolgens nog 3 jaren te Bologna onder de leiding van den vermaarden Mezzofanti, en werd in 1824 hoogleeraar in de Oostersche talen aan de universiteit te Pisa. Sedert 1825 wijdde hij zich hoofdzakelijk aan de studie van het Egyptisch, verleende zijne hulp aan Champollion bij het onderzoeken van hiëroglyphen te Rome, Napels en Turijn, en volgde dezen later naar Parijs. In 1828 werd hij aan het hoofd geplaatst van eene Toscaansche expeditie naar Egypte, welke zich met eene Fransche onder de leiding van Champollion vereenigde, waarna de beide expeditiën gemeenschappelijk gedurende 15 maanden hare krachten besteedden aan een nader onderzoek der hiëroglyphen in Egypte, waarna Rosellini zijn werk in het licht gaf: „I monumenti dell’ Egitto e della Nubia (1832—1841, 8 dln, met 2 dln platen)”.
Een derde deel met platen werd eerst in 1844, een jaar na zijn overlijden (4 Junij 1843), in het licht gegeven. Voorts vermelden wij van hem: „Elementa linguae aegyptiacae (1847)”, terwijl hij het onvoltooide handschrift van een „Diccionario hiëroglyphico” heeft nagelaten.